reisde af
Nederlands
Woordafbreking
- reis·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afreizen |
reisde af
- enkelvoud verleden tijd van afreizen
- Ik reisde af.
- Jij reisde af.
- Hij, zij, het reisde af.
- Ik reisde af.
Gangbaarheid
- Het woord reisde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.