afraffelen
Nederlands
Woordafbreking
- af·raf·fe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en raffelen ww [1]
Werkwoord
afraffelen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afraffelen |
raffelde af |
afgeraffeld |
zwak -d | volledig |
- iets snel en op een slordige manier afmaken
- Loop niet even snel bij je leidinggevende binnen om een probleem te spuien. Communicatietrainer Simon Groen: „Hoe spontaan dat ook lijkt, je wil dit gesprek juist liever gewicht geven, en niet in twee minuten afraffelen.” Kondig het dus aan. „En dan niet met een mailtje, want dat kan je manager sneller terzijde schuiven,” tipt Sevinga. Zeker als hij die dag al vier andere mails heeft gehad met een verzoek om ‘even te zitten’. „Spreek je leidinggevende in de wandelgangen aan, dan heb je al echt contact erover gehad.” Bonus: je ziet gelijk aan de lichaamstaal hoe afwijzend (of niet) je leidinggevende reageert, dus kun je je beter voorbereiden op het gesprek.[3]
Vertalingen
1. iets snel en op een slordige manier afmaken
Gangbaarheid
- Het woord afraffelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afraffelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- afraffelen op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Charlotte van 't Wout 4 oktober 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.