afjakkeren
Nederlands
Woordafbreking
- af·jak·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en jakkeren ww [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afjakkeren |
jakkerde af |
afgejakkerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afjakkeren
- overgankelijk landurig zo snel voortdrijven dat totale uitputting het gevolg is (van last- of rijdieren)
- overgankelijk (figuurlijk) iemand te hard laten werken
- overgankelijk iets met teveel snelheid doen
- met te hoge snelheid afleggen
- werkzaamheden te snel en daardoor onzorgvuldig verrichten
- overgankelijk (verouderd) (spreektaal) iemand kortaf en onvriendelijk behandelen
Gangbaarheid
- Het woord afjakkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afjakkeren' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.