afpassen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afpassen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɑfpɑsə(n)/
Woordafbreking
  • af·pas·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afpassen
/'ɑfpɑsə(n)/
paste af
/pɑstə 'ʔɑf/
afgepast
/'ɑfxəpɑst/
zwak -t volledig

Werkwoord

afpassen

  1. overgankelijk nauwkeurig afmeten
    • Voor dit experiment moet de hoeveelheid water goed afgepast worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afpassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.