afmatten

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
afmattenafmattend
afmattingafgemat
Woordafbreking
  • af·mat·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitputten’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
  • samenstelling van  af bw  en  matten ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afmatten
matte af
afgemat
zwak -t volledig

Werkwoord

afmatten

  1. overgankelijk uitputtend vermoeien
    • De lange reis had hem meer afgemat dan hij zich gerealiseerd had. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
afmatten

afmatten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afmatten
    • ...dat wij afmatten. 
    • ...dat jullie afmatten. 
    • ...dat zij afmatten. 

Gangbaarheid

  • Het woord afmatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.