afgezant
Nederlands
Woordafbreking
- af·ge·zant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘(van staatswege) afgevaardigde’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
- samenstelling van af en gezant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afgezant | afgezanten |
verkleinwoord | afgezantje | afgezantjes |
Zelfstandig naamwoord
afgezant m
- iemand die als officiële vertegenwoordiger naar een andere partij gestuurd wordt
- Op de klimaatconferentie van Bali werd de Amerikaanse afgezant uitgefloten.
Vertalingen
1. iemand die als officiële vertegenwoordiger naar een andere partij gestuurd wordt
Gangbaarheid
- Het woord afgezant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afgezant' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.