afdekken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afdekken    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈɑf.dɛ.kə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɑf.dɛ.kə(n)/
    • (Limburg): /ˈɑv.dɛ.kə(n)/
Woordafbreking
  • af·dek·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afdekken
dekte af
afgedekt
zwak -t volledig

Werkwoord

afdekken

  1. overgankelijk iets over iets anders heen plaatsen
    • We hebben de aardbeiplantjes afgedekt tegen de vorst. 
  1. iemand beschermen tegen een aanval
    • De minister werd afgedekt door zijn collega's. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afdekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.