afbellen
Nederlands
Woordafbreking
- af·bel·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en bellen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afbellen |
belde af |
afgebeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afbellen [1]
- overgankelijk telefonisch afzeggen
- overgankelijk telefonisch benaderen
- Toen de Spaanse politicus werd gearresteerd, moest hij veel vriendjes afbellen voordat hij weer werd vrijgelaten
Gangbaarheid
- Het woord afbellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afbellen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.