adagium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  adagium    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈdaɣijʏm/
Woordafbreking
  • ada·gi·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘spreuk’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • uit het Latijn [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord adagium adagia
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

adagium o

  1. spreuk, levenswijsheid
    • We houden vast aan het adagium 'samen uit, samen thuis'. 
    • 'Met een witte blijf je zitten', is het aloude adagium. 
Synoniemen
Opmerkingen
  • Het woord adagio heeft in het Nederlands een andere betekenis, maar wordt soms met adagium verward, omdat de oorspronkelijke Italiaanse term wel de dubbele betekenis heeft.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord adagium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.