absurditeit
Nederlands
Woordafbreking
- ab·sur·di·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ongerijmdheid’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
- afgeleid van absurd met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | absurditeit | absurditeiten |
verkleinwoord | absurditeitje | absurditeitjes |
Synoniemen
- ongerijmdheid
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord absurditeit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'absurditeit' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.