aarzelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aarzelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈarzələ(n)/
Woordafbreking
  • aar·ze·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘weifelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aarzelen
aarzelde
geaarzeld
zwak -d volledig

Werkwoord

aarzelen

  1. inergatief onzeker zijn, twijfelen
    • Hij aarzelde nog wel een beetje, maar ging uiteindelijk toch. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aarzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.