aarzelen
Nederlands
Woordafbreking
- aar·ze·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘weifelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aarzelen |
aarzelde |
geaarzeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aarzelen
- inergatief onzeker zijn, twijfelen
- Hij aarzelde nog wel een beetje, maar ging uiteindelijk toch.
Vertalingen
1. onzeker zijn, twijfelen
Gangbaarheid
- Het woord aarzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aarzelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.