aanvaring

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvaring    (hulp, bestand)
  • IPA: /'aɱˌvarɪŋ/
Woordafbreking
  • aan·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanvaren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvaring aanvaringen
verkleinwoord aanvarinkje aanvarinkjes

Zelfstandig naamwoord

aanvaring v

  1. (scheepvaart) botsing van een schip met een ander schip of object
  1. (figuurlijk) conflict
    • De leraren hadden vaak een aanvaring met de opstandige student. 
    • Pubers behoren vaak aanvaringen te hebben met hun ouders. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvaring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.