aanvaring
Nederlands
Woordafbreking
- aan·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvaring | aanvaringen |
verkleinwoord | aanvarinkje | aanvarinkjes |
Zelfstandig naamwoord
aanvaring v
- (scheepvaart) botsing van een schip met een ander schip of object
- Als een vrachtschip een aanvaring heeft met een plezierjacht loopt het meestal slecht af met het plezierjacht.
- (figuurlijk) conflict
- De leraren hadden vaak een aanvaring met de opstandige student.
- Pubers behoren vaak aanvaringen te hebben met hun ouders.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord aanvaring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanvaring' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.