aanvaren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvaren    (hulp, bestand)
  • IPA: /'aɱˌvarə(n)/
Woordafbreking
  • aan·va·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvaren
/anvarə(n)/
voer aan
/vur an/
aangevaren
/anxəvarə(n)/
klasse 6 volledig

Werkwoord

aanvaren

  1. overgankelijk varend botsen op
    • Door de dichte mist bestond het gevaar aangevaren te worden. 
  1. ergatief varend naderen
    • Hij kwam wat te vroeg aangevaren. 
  1. aanbrengen
  2. (maritiem) binnenlopen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.