aansteller
Nederlands
Woordafbreking
- aan·stel·ler
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van aanstellen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aansteller | aanstellers |
verkleinwoord | aanstellertje | aanstellertjes |
Zelfstandig naamwoord
aansteller m
- iemand die zich aanstelt
- Mijn ouders vinden me een aansteller.
Vertalingen
1. iemand die zich aanstelt
Gangbaarheid
- Het woord aansteller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aansteller' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.