aansprakelijk
Nederlands
Woordafbreking
- aan·spra·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van aanspreken met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aansprakelijk | aansprakelijker | aansprakelijkst |
verbogen | aansprakelijke | aansprakelijkere | aansprakelijkste |
partitief | aansprakelijks | aansprakelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
aansprakelijk
- verantwoordelijk, om vergoeding of betaling aangesproken kunnen worden
- De eerste stap zet u altijd door deze persoon schriftelijk aansprakelijk te stellen voor de toegebrachte schade.
- Nederland stelt Rusland aansprakelijk voor neerhalen MH17 [2]
Uitdrukkingen en gezegden
- iemand voor iets aansprakelijk stellen.
Vertalingen
1. verantwoordelijk, om vergoeding of betaling aangesproken kunnen worden
Gangbaarheid
- Het woord aansprakelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aansprakelijk' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.