Toilette

Duits

Uitspraak

Geluid: Toilette (Oostenrijk) (hulp, bestand)
IPA: /to̯aˈlɛtə/

Woordafbreking

Toi·let·te

Zelfstandig naamwoord

Toilette v

toilet

«Ich muss mal schnell auf die Toilette.»
Ik moet snel naar het toilet.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	die Toilette	die Toiletten
genitief	der Toilette	der Toiletten
datief	der Toilette	den Toiletten
accusatief	die Toilette	die Toiletten

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.