Pfingstmontag

Duits

Uitspraak

IPA: /pfɪŋstˈmoːntaːk/

Woordafbreking

Pfingst·mon·tag

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van Pfingsten zn en Montag zn

	enkelvoud	meervoud
nominatief	der Pfingstmontag	die Pfingstmontage
genitief	des Pfingstmontag(e)s	der Pfingstmontage
datief	dem Pfingstmontag(e)	den Pfingstmontagen
accusatief	den Pfingstmontag	die Pfingstmontage

Eigennaam

Pfingstmontag m

(religie) pinkstermaandag

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.