Grund

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Grund

Zelfstandig naamwoord 1

enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Grundder GrundGrundedie Grunde
datief me Grundem GrundGrundede Grunde
accusatief en Grundder GrundGrundedie Grunde

Zelfstandig naamwoord

Grund, m

  1. (geologie) bodem, grond
Opmerkingen


Zelfstandig naamwoord 2

[2]: Grund
Grond


enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Grundder Grund--
datief me Grundem Grund--
accusatief en Grundder Grund--

Zelfstandig naamwoord

Grund, m

  1. reden
  2. basis
  3. (geologie) bodem, grond
Opmerkingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.