-voud

Nederlands

Huidig
bestand
17
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Achtervoegsel

-voud [2]

  1. ter vorming van bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden afgeleid van bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden, met als betekenis ‘zo veel, zo vaak e.d. als in het telwoord is genoemd’; b.v. in duizendigvoud, menigvoud, zevenvoud
  2. ter vorming van zelfstandig naamwoorden afgeleid van bepaalde en onbepaalde hoofdtelwoorden, met als betekenis 'zoveel maal het aantal e.d. als in het telwoord wordt genoemd; b.v. in tweevoud, vijfvoud, veelvoud
  3. ter vorming van zelfstandig naamwoorden van een bijvoeglijk naamwoord, verwant met vouwen
Verwante begrippen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord '-voud' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.