Universiteitsmuseum (Groningen)

Het Universiteitsmuseum is een museum in het centrum van de Nederlandse stad Groningen dat de collectie beheert van de Rijksuniversiteit Groningen, waaronder de collecties van drie voormalige musea in de stad. Er zijn regelmatig tentoonstellingen.

De ingang van het museum aan de Oude Kijk in 't Jatstraat

Geschiedenis

Het Universiteitsmuseum werd in 1932 opgericht door de toenmalige rector magnificus, professor Anton Gerard Roos. De collectie werd gevormd door giften van hoogleraren en alumni. Tussen 1934 en de sluiting in de Tweede Wereldoorlog in 1944 was het museum gevestigd in het Corps de Garde, aan het eind van de Oude Boteringestraat. In 1949 werd het museum heropend op de zolder van het Academiegebouw. In 1987 verhuisde het museum naar de Zwanestraat, waar voorheen de Universiteitsbibliotheek Groningen te vinden was. Na een verbouwing in 2004 is om meer bezoekers te trekken de ingang verplaatst naar de Oude Kijk in 't Jatstraat 7. De nieuwbouw was het resultaat van een wedstrijd, gewonnen door architectenbureau SKETS.[1] Zij wonnen met het ontwerp de jury-prijs en werden tweede voor de publieksprijs.[2] Voor de nieuwbouw is het kunstwerk The catwalk te zien.[3] Dit kunstwerk is onderdeel van het Kennisjaren 1994-2014 beeldenproject van de universiteit. Inmiddels is de museale collectie verder uitgebreid na sluiting van enkele andere musea die onder de universiteit vielen.

Collectie

Botanie

Omvat de collectie zaden, bloemen en afdrukken van planten van het vroegere Botanisch Museum (1870-jaren 1980).[4]

Geneeskunde

Omvat de anatomische en pathologische collectie van het vroegere Anatomisch Museum (ca. 1820-2003), dat ooit werd opgericht uit het anatomisch theater uit 1615 en eerst gevestigd was in de Broerkerk. In 1830 verhuisde het naar het nieuwe Academisch Ziekenhuis aan de Munnekeholm. Begin 1900 ontstonden spanningen tussen hoogleraren Rutger Adolf Reddingius en Jan Willem van Wijhe toen algemene anatomie en pathologische anatomie moesten worden gescheiden en de beperkte ruimte dus moest worden verdeeld. In 1904 verhuisde Reddingius naar het nieuwe pathologisch-anatomisch laboratorium aan de Oostersingel (tegenover het nieuwe Academisch Ziekenhuis), waar hij het Pathologisch Museum oprichtte. In 1909 verrees aan dezelfde Oostersingel het Laboratorium voor anatomie en embryologie, waar Van Wijhe het Anatomisch Museum naartoe verplaatste. In de jaren 1960 werd het Pathologisch Museum overbodig geacht en werd een klein deel van de collectie overgeplaatst naar het Anatomisch Museum, terwijl de rest werd weggegooid. In 2003 besloot de universiteit om het museum op te heffen en de collectie over te brengen naar het nieuwe Universiteitsmuseum.

Behalve de anatomische en pathologische collectie zijn er ook oude medische en tandheelkundige instrumenten te vinden. Belangrijke collecties van het vroegere Anatomische Museum waren de privéverzamelingen van Petrus Camper en Pieter de Riemer. In 2004 werd de geneeskundige collectie verder uitgebreid met collecties van het academisch ziekenhuis Groningen (sinds 2005 UMCG).

Aletta Jacobs

In het Universiteitsmuseum is ook een kamer speciaal ingericht ter herdenking van de Nederlandse feministe Aletta Jacobs, vooral vanwege haar vernieuwende werk als arts. In de kamer zijn persoonlijke voorwerpen van Aletta Jacobs te zien, onder meer haar bureau en haar hutkoffer.[5]

Psychologische collectie

De psychologische collectie bestaat uit instrumenten ten behoeve van de experimentele psychologie, waarmee onder andere de waarneming en het geheugen onderzocht konden worden.

Volkenkundige collectie

Omvat de collectie van het vroegere Volkenkundig museum 'Gerardus van der Leeuw', dat vernoemd was naar Gerardus van der Leeuw (1978-2003). Deze collectie omvat voorwerpen uit allerlei culturen, waaronder een mummie. Ook deze collectie van ruim 10.000 objecten valt nu onder het universiteitsmuseum. Een belangrijke collectie hiervan was die van hoogleraar Theo van Baaren die met zijn schenking in 1968 de aanzet tot het museum gaf. Zijn collectie bestaat uit 2200 etnografische objecten, waarvan een derde afkomstig is uit Papoea, ruim een derde uit West- en Centraal-Afrika en verder veel uit andere eilanden uit het Pacifisch gebied en Australië, Indonesië en Noord- en Zuid-Amerika. Enkele van de andere deelcollecties omvatten 250 in 1985 geschonken objecten uit India van de paters van de Abdij van Berne (Heeswijk), 75 in 1987 geschonken objecten uit Ghana van mevrouw A. Brommet (Nunspeet), een onbekend aantal in 1991 geschonken Noord-Amerikaanse indiaanse objecten van J. Heyink (Bennebroek), ruim 150 in 1993 geschonken objecten uit Papoea van C. Vriend (Groningen), ongeveer 150 in 1994/95 geschonken keramiekobjecten uit Noord- en West-Afrika van de Stichting African Culture Centre (Rotterdam), 575 na 1998 geschonken etnografische objecten uit grote delen van de wereld van C.D. Bakker (Rijswijk).

Overige

De collectie omvat verder voorwerpen over de universiteit en het studentenleven teruggaand tot de oprichting van de universiteit in 1614, voorlopers van de computer, fossielen en mineralen, microscopen en verscheidene natuurkundige en sterrenkundige instrumenten, onder andere uit het Museum van Natuurlijke Historie, dat rond 1820 werd opgericht door Theodorus van Swinderen en het Museum voor Mineralogie en Geologie opgericht in 1902 bij het Mineralogisch-Geologisch Instituut.[6]

Afbeeldingen

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.