Sterhyacint

Sterhyacint (Scilla) is een geslacht van overblijvende planten. Het geslacht werd traditioneel in de leliefamilie geplaatst (onder meer Heukels' Flora van Nederland volgde die opvatting tot en met de 21e editie). In het APG II-systeem uit 2003 werd het in de hyacintenfamilie geplaatst. Sinds APG-III wordt deze familie, en dus ook dit geslacht, in de aspergefamilie ondergebracht. De 23e en 24e editie van Heukels' Flora volgen die laatste opvatting. Het geslacht telt ongeveer 90 soorten.

Sterhyacint
Oosterse sterhyacint
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:Eenzaadlobbigen
Orde:Asparagales
Familie:Asparagaceae
Onderfamilie:Scilloideae [ APG III]
geslacht
Scilla
L. (1753)
Afbeeldingen Sterhyacint op Wikimedia Commons
Sterhyacint op Wikispecies
Portaal    Biologie

Kenmerken

Het zijn bolgewassen die meestal in het voorjaar bloeien, maar er zijn ook enkele herfstsoorten bekend. De bloemen zijn meestal blauw, maar ook wit, roze en paars komen voor. De soorten groeien in bossen, duinen, subalpiene weilanden, en kusten in de oude wereld.

Bloemdiagram

Taxonomie

Verschillende Afrikaanse soorten die vroeger in dit geslacht waren ondergebracht, worden nu tot het geslacht Ledebouria gerekend. De bekendste soort hiervan is de kamerplant die als Scilla violacea bekendstond en nu Ledebouria socialis heet.

Soorten zijn:

Scilla non-scripta wordt tegenwoordig door veel botanici als Hyacinthoides non-scripta als lid van het geslacht Hyacinthoides beschouwd.

Scilla peruviana is opmerkelijk door haar naam. De plant komt van nature voor in Zuidwest-Europa, en niet in Peru. De naam is een gevolg van een misverstand. Toen Linnaeus de soort in 1753 beschreef, kreeg hij het exemplaar met een schip dat het exemplaar uit Spanje geïmporteerd had. Het schip heette Peru, wat Linnaeus op het verkeerde been zette. De International Code of Botanical Nomenclature staat geen wijziging van een botanische naam toe alleen omdat de naam een verkeerde suggestie wekt.

Opsplitsing

Op grond van DNA-sequentieonderzoek vermoedt men dat de planten die traditioneel in dit geslacht worden ingedeeld verschillende evolutionaire oorsprongen hebben.

Scilla lazulina (Zambia) en Scilla firmifolium worden dan als oudste vormen gezien.

Hierna worden twee groepen onderscheiden: een voor sub-Sahara Afrika en India, en een voor Europa en de rest van Azië. De eerste groep, die van Afrika ten zuiden van de Sahara en India, zou in een aantal nieuwe geslachten (Lachenalia, Ledebouria, Massonia, Daubenya, Drimiopsis) moeten worden opgesplitst, evenzo zou de tweede groep, die van Europa en Azië moeten worden opgesplitst in Hyacinthus, Bellevalia, Hyacinthella, Muscari e.a.

Deze hele opsplitsing wordt echter nog niet algemeen erkend.

Cultuur en gebruik

Veel soorten worden in tuinen gekweekt vanwege hun voorjaarsbloemen.

Een extract wordt samen met ethanol gebruikt als onderdeel van hoestsiroop en bij hartoperaties.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.