Spreiding van Rijksdiensten

De spreiding van Nederlandse rijksdiensten was vanaf het begin van de jaren ’60 tot begin jaren ’80 van de twintigste eeuw een programma van verschillende achtereenvolgende Nederlandse kabinetten om meerdere rijksdiensten of -instituties en de daarbij behorende werkgelegenheid te spreiden over het hele land. Gaandeweg werd het voor opeenvolgende kabinetten een hoofdpijndossier.

Aanloop

In de jaren ’50 begon de clustering van overheidsdiensten in Den Haag en omgeving te leiden tot oververhitting van de Haagse woningmarkt en uitputting van de beroepsbevolking van de stad. Tegelijkertijd waren er Nederlandse regio’s met weinig werkgelegenheid.

In 1960 benoemde het kabinet-De Quay (1959-1963), in de persoon van de minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid Jan van Aartsen (ARP), een eerste Commissie spreiding rijksinstellingen. Deze commissie, onder leiding van oud-minister-president Willem Drees (PvdA), achtte in haar eindrapport (1961) de spreiding mogelijk en ook gewenst. Alle ministeries en hogere instanties zouden in Den Haag blijven, maar lagere uitvoerende, arbeidsintensieve afdelingen, diensten of instanties konden gerust naar de provincie. In en om Den Haag werkten in die tijd 42.000 ambtenaren in rijksdienst.

Uitwerking

Begin jaren ’60 betrok de Postcheque- en Girodienst een nieuw, groot gebouw in Arnhem, waar de dienst al sinds 1956 een vestiging had. Onderdelen van de Belastingdienst gingen naar Apeldoorn.

In 1967 werd het Centraal Bureau Spreiding Rijksdienst opgericht als onderdeel van het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken. De minister van die tijd, Henk Beernink (CHU) maakte deel uit van het kabinet-De Jong (1967-1971). In november 1967 kwam Beernink met zijn eerste Spreidingslijst. Honderden uitvoerende banen gingen naar Leeuwarden (voornamelijk onderdelen van Defensie) en Groningen (Dienst Studietoelagen van het ministerie van Onderwijs, onderdelen van Defensie, later ook van Economische Zaken).

In 1972 lanceerde Bé Udink (CHU), minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet Biesheuvel, het Rijksspreidingsbeleid (als onderdeel van de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening) om overheidsinstanties van Den Haag naar provinciesteden te verplaatsen. Het ging nu om veel meer arbeidsplaatsen dan in de eerste Spreidingslijst. In de jaren tot 1984 verhuisde de overheid 16.000 Haagse arbeidsplaatsen naar steden als Apeldoorn (Financiën, Rijkspolitie), Groningen (Centrale Directie PTT), Zwolle, Emmen (Topografische dienst), Veendam (RDW) en Heerlen (ABP en een deel van het CBS). Bovendien vestigde het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen zich in Zoetermeer, zat het ministerie van Cultuur (CRM, later WVC) in Rijswijk en het hoofdkantoor van het CBS in Voorburg. De Binnenlandse Veiligheidsdienst BVD vertrok naar Leidschendam. Het ging om ongeveer 16.000 gezinnen met in totaal 50.000 tot 60.000 (welvarende) inwoners. Voor Den Haag had dit tot gevolg dat het inwonertal drastisch daalde en vooral middenklassegezinnen de stad uit trokken.

Kort na 1970 werd de spreiding Rijksdiensten breder uitgewerkt in het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) en de Perspectievennota Zuid-Limburg (PNL). In twee fasen zou het Noorden 16.000 arbeidsplaatsen in rijksdienst krijgen. De verhuizing van de PTT zou voor 1980 voltooid moeten zijn en 3400 banen in Groningen en 400 in Leeuwarden moeten scheppen. De economische crisis die al vanaf 1974 heerste, frustreerde de ambitieuze plannen. De verhuizing van de PTT werd tien jaar opgeschoven, en niet driekwart maar de helft van de Centrale Directie zou zich in Groningen vestigen. De hele operatie Verhuizing Centrale Directie PTT werd in 1981 op 1,6 miljard gulden geraamd, hetgeen neerkwam op 540.000 gulden (245.000 euro) per arbeidsplaats. Gaandeweg zouden er 3000 PTT’ers in Groningen moeten zijn gevestigd.

Ook nieuwe te creëren instituties zouden niet meer automatisch in Den Haag worden gevestigd; het nieuwe pensioenfonds voor de zorgsector PGGM werd in 1972 in Zeist gevestigd.

Rond 1980 werden de protesten van de ambtenaren luider. Het aanvankelijke recht om in Den Haag te mogen blijven werken bleek niet altijd meer te bestaan. Sommige ambtenaren werden gedwongen te verhuizen of ontslag te nemen. Ook de departementen zelf stonden niet te springen. Zo werd de Spreiding steeds meer een hete aardappel die tussen bewindslieden en van het ene kabinet naar het andere werd doorgegeven. Tijdens de bezuinigingsoperaties van het eerste kabinet-Lubbers (1982-1986) en de ingrepen in de ambtenarensalarissen bereikten de protesten een hoogtepunt. Groningse bestuurders hielden echter vol en dwongen de gedeeltelijke verhuizing van PTT Centrale Directie (plus de afdeling Telematica en een heel aantal stafdiensten) naar Groningen af. Na de verzelfstandiging van de PTT wilde het bedrijf de directie weer terug in Den Haag hebben. In 1999 werd een nieuw groot hoofdkantoor betrokken op industrieterrein de Binckhorst in Den Haag.

Overzicht verhuisde rijksinstellingen

  • PTT Centrale Directie (Groningen)
  • Belastingdienst (Apeldoorn)
  • AID, ministerie van Landbouw (Lelystad)
  • Ministerie van Defensie (onderdelen, Leeuwarden)
  • CRM (Rijswijk ZH)
  • ABP (Heerlen)
  • CBS (Voorburg, Heerlen)
  • Postcheque- en Girodienst (Arnhem)
  • RDW (Veendam)
  • Ministerie van Onderwijs (Zoetermeer)
  • Topografische Dienst/Kadaster (Emmen)
  • BVD (Leidschendam)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.