Resolutie 188 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Resolutie 188 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd aangenomen op 9 april 1964. Negen leden van de VN-Veiligheidsraad stemden voor de resolutie. Het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten onthielden zich.

Resolutie 188
Van deVN-Veiligheidsraad
Datum9 april 1964
Nr. vergadering1111
CodeS/RES/188
Stemming
voor
9
onth.
2
tegen
0
OnderwerpKlacht van de Jemenitische Arabische Republiek.
BeslissingVeroordeling Britse aanval.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 1964
Permanente leden
Niet-permanente leden
Zuid-Jemen

Achtergrond

Begin jaren 1960 streden groeperingen in Zuid-Jemen, dat toen een protectoraat van Groot-Brittannië was, voor onafhankelijkheid. Groot-Brittannië meende dat de Jemenitische Arabische Republiek, oftewel Noord-Jemen, hen steunde. Als vergelding werd een luchtaanval uitgevoerd op de staat Harib in Centraal-Jemen.[1]

Inhoud

De Veiligheidsraad had de klacht van de Jemenitische Arabische Republiek over de Britse luchtaanval op Jemens grondgebied in overweging genomen, en was diep bezorgd om de ernstige situatie in de regio. De paragrafen °3 en °4 in artikel °2 van het Handvest van de Verenigde Naties werden in herinnering geroepen. De verklaringen die werden afgelegd tegenover de Veiligheidsraad werden gehoord.

De vergeldingen werden veroordeeld als zijnde onverenigbaar met de doelstelling van de VN. De Veiligheidsraad betreurde de Britse militaire actie in Harib op 28 maart, en alle aanvallen en incidenten in de regio. De Jemenitische Arabische Republiek en het Verenigd Koninkrijk werden opgeroepen om er alles aan te doen om verdere incidenten te vermijden en de vrede in het gebied te herstellen. De secretaris-generaal werd gevraagd om te proberen lopende twisten op te lossen.

Verwante resoluties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.