QS World University Rankings

De QS World University Rankings is een jaarlijkse ranglijst van universiteiten gerangschikt op onder meer de kwaliteit van het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek aan die instellingen. De QS-ranglijst wordt samengesteld door het Britse bedrijf Quacquarelli Symonds (QS) en gepubliceerd in een reeks media, waaronder het Amerikaanse tijdschrift U.S. News & World Report.

Wageningen stond in 2013/2014 wereldwijd op de tweede plaats in land- en bosbouw en de 8e plaats in milieukunde

De ranglijst wordt beschouwd als een van de drie invloedrijkste en meest vooraanstaande ranglijsten van universiteiten, naast de Academic Ranking of World Universities (Shanghai-ranglijst) en Times Higher Education World University Rankings.[1][2][3] Volgens de Britse krant The Independent worden de QS World University Rankings binnen het hoger onderwijs gezien als de meest gerenommeerde internationale ranglijst.[4]

Van de drie belangrijkste universiteitsranglijsten ligt de QS-ranglijst het meest onder vuur. Er is vooral veel kritiek op de methodologie omdat het veel gewicht geeft aan subjectieve peilingen naar de reputatie van universiteiten.[5]

Andere ranglijsten

Naast de algemene ranglijst worden ook andere ranglijsten gepubliceerd:

  • ranglijsten per vakgebied. Deze ranglijsten dekken vijf brede vakgebieden: arts and humanities (geesteswetenschappen), engineering & technology (techniek), life sciences and medicine (biologie en geneeskunde), natural sciences (natuurkunde en scheikunde) en social sciences and management (sociale wetenschappen). Daarnaast zijn er ranglijsten in 30 specifieke disciplines binnen de vijf brede vakgebieden.
  • ranglijsten van universiteiten in Azië, Latijns-Amerika en de BRICS-landen
  • de Top 50 Under 50, een ranglijst van universiteiten die minder dan 50 jaar oud zijn
  • een ranglijst van de beste studentensteden ter wereld

Beste universiteiten

De top 20 van de QS-wereldranglijst wordt gedomineerd door Amerikaanse en Britse universiteiten. Daarnaast weten enkele Zwitserse en Canadese universiteiten een plaats in de top 20 te bemachtigen. MIT stond in 2019 op nummer 1, gevolgd door Stanford, Harvard, Cambridge en Oxford. In Nederland was de Technische Universiteit Delft (52e) de hoogstgeplaatste universiteit, gevolgd door de Universiteit van Amsterdam (57e) en de Technische Universiteit Eindhoven (99e). In België was de KU Leuven (81e) de hoogstgeplaatste universiteit, gevolgd door de Universiteit Gent (138e) en de Université catholique de Louvain (165e).

In de ranglijsten per specifiek vakgebied halen sommige Nederlandse universiteiten de top 20. In 2014 stond Wageningen wereldwijd op de tweede plaats in agriculture & forestry (land- en bosbouw) en de 8e plaats in environmental sciences (milieukunde). De Technische Universiteit Delft was 8e in chemical engineering (chemische technologie), 14e in civil & structural engineering, 19e in mechanical, aeronautical & manufacturing engineering en 19e in environmental sciences (milieukunde). De Universiteit van Amsterdam was 10e in communicatie en mediastudies, 16e in psychologie, 17e in geografie en 18e in sociologie. Leiden was 20e in farmacie en farmacologie.[6]

Binnen de vijf brede vakgebieden stond Delft op de 16e plaats in engineering and technology (techniek), en was de Erasmus Universiteit Rotterdam 34e in social sciences and management (sociale wetenschappen).[6]

De Universiteit Maastricht (6e) en de Universiteit Antwerpen (10e) stonden hooggenoteerd in de Top 50 Under 50, een ranglijst van universiteiten die minder dan 50 jaar oud zijn.[6]

Geschiedenis

Quacquarelli Symonds (QS) stelde vanaf 2004 de Times Higher Education-ranglijst samen. Na 2009 besloot Times Higher Education om de samenwerking met QS te verbreken en in plaats daarvan met Thomson Reuters samen te werken en een andere methodologie te gaan gebruiken. QS publiceert sinds 2010 een eigen ranglijst onder de naam QS World University Rankings, terwijl de Times Higher Education-ranglijst nu onder de naam Times Higher Education World University Rankings wordt gepubliceerd.[7]

Methodologie

De QS-ranglijst is gebaseerd op peilingen uitgevoerd door QS en informatie verzameld door QS uit een reeks andere bronnen, zoals de Scopus-databank van Elsevier, websites en publicaties van universiteiten en data van onderwijsministeries en andere overheidsinstanties.

De rangorde van de universiteiten wordt bepaald aan de hand van een formule die een reeks maatstaven in beschouwing neemt. Deze worden gecombineerd tot een score die aangeeft hoe ver de universiteit van het gemiddelde afligt.

CriteriumGewichtBeschrijving
Academic Peer Review
peiling onder academici
40% gewicht

QS voert een peiling uit onder een academici, de zogenaamde Academic Peer Review. In 2011 omvatte de gepeilde groep 33.744 academici uit 140 landen. Hieronder waren ook academic die in 2011 de vragenlijst niet hadden ingevuld, maar wel in de twee voorgaande jaren; hierbij werd hun respons uit dat voorgaande jaar opnieuw gebruikt. De gepeilde academici mochten maximaal 30 universiteiten nomineren voor opname in de ranglijst. Ze mochten niet hun eigen universiteit nomineren. Gemiddeld nomineerde ieder gepeild persoon 20 universiteiten.[8]

De peiling had 50% gewicht in de eerste ranglijst in 2004, maar met de introductie van een peiling onder recruiters een jaar later zakte het aandeel naar 40%.

Faculty Student Ratio
verhouding tussen aantal stafleden en studenten
20% gewicht

Hierbij wordt de verhouding tussen het aantal academische stafleden en het aantal studenten gemeten, als maastaf van de kwaliteit van het onderwijs aan een universiteit. Volgens QS is het geen bevredigende maatstaaf van kwaliteit, maar wel een goede aanduiding van het belang dat onderwijs heeft voor de universiteit.[9]

Citations per Faculty
gemiddeld aantal citaties per staflid
20% gewicht

Het gemiddelde aantal citaties van gepubliceerd onderzoek is een maatstaaf van onderzoekskwaliteit die veel gebruikt wordt bij het samenstellen van universiteitsranglijsten. QS gebruikte eerst citatiedata van Thomson Reuters. Sinds 2007 wordt echter Scopus van Elsevier gebruikt als bron van citatiegegevens. Sinds 2011 worden zelf-citaties (citatie van eigen werk) niet langer meegeteld.[10]

Employer Reputation
peiling naar reputatie onder werkgevers
10% gewicht

QS voert sinds 2005 een peiling uit onder recruiters die afgestudeerden werven voor het bedrijfsleven. In 2011 werden 16.875 recruiters uit 130 landen gepeild. De peiling meet de employability van afgestudeerden - hoe interessant ze zijn als mogelijke werknemers.[11]

International Indicators
hoeveelheid buitenlandse stafleden en studenten
10% gewicht

Het percentage studenten uit het buitenland telt voor 5% en het percentage stafleden uit het buitenland telt tevens voor 5%. Deze zijn bedoeld als maatstaven van hoe internationaal een universiteit ingesteld is.[12]

Kritiek

Van de drie belangrijkste universiteitsranglijsten ligt de QS-ranglijst het meest onder vuur. De methodologie van de QS-ranglijst wordt bekritiseerd om verschillende reden. Er is vooral veel kritiek op de methodologie omdat het veel gewicht geeft aan subjectieve peilingen naar de reputatie van universiteiten. Dergelijke data zijn "makkelijk en snel te verzamelen, vooral als men niet te veel zorgen heeft over hoe de respondenten uitgekozen worden", zei Philip G. Altbach van het Center for International Higher Education aan Boston College.[5]

David Blanchflower van Dartmouth College, een vooraanstaand econoom, deed de QS-ranglijst in 2011 af als "complete flauwekul". Volgens Blanchflower geeft de methodologie niet genoeg gewicht aan de kwaliteit van het onderzoek en te veel gewicht aan factoren die er volgens hem weinig toe doen, zoals het aantal buitenlandse studenten en stafleden.[13]

In een vergelijking van ranglijsten in 2012 door Simon Marginson van de Universiteit van Melbourne, een expert op het gebied van hoger onderwijs, zei Marginson dat hij de QS-ranglijst buiten beschouwing liet omdat hij de methodologie niet robuust genoeg vond.[14]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.