Phreatia

Naamgeving en etymologie

De botanische naam Phreatia is afkomstig van Oudgrieks φρεατία, phreatia en betekent 'bron' of 'waterput', naar da structuur die gevormd wordt door de laterale kelkbladen en de lip.

Kenmerken

Phreatia-soorten zijn epifytische planten met al dan niet pseudobulben. De soorten met pseudobulben dragen één tot drie, die zonder tot twaalf bladeren in twee rijen, dikwijls vlezig en voorzien van bladscheden. De bloeiwijze is een laterale of eindstandige en dichtbloemige tros met witte tot lichtgroene bloempjes.

Kelk- en kroonbladen zijn gelijkvormig, de kelkbladen zijn gefuseerd met de voet van het gynostemium tot een mentum. De lip vormt samen met de kelkbladen een soort kroontje met middenin het gynostemium, wat oppervlakkig aan een bron of waterput doet denken. Er zijn acht pollinia, door een lang en slank stipum verbonden met een eivormig viscidium.

Habitat en verspreiding

Phreatia-soorten groeien op bomen in de warme laagland- en montane regenwouden van Zuidoost-Azië, Indonesië, Australië en de eilanden van de Stille Oceaan. Het grootste aantal soorten is echter te vinden in Nieuw-Guinea.

Taxonomie

Het geslacht telt naargelang de gevolgde taxonomie 150 tot 255 soorten, die zijn opgedeeld in verschillende secties. De typesoort is Phreatia elegans.

Zie ook

Zie de categorie Phreatia van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.