Penning

Het woord penning wordt gebruikt voor een historische muntsoort, maar ook voor een munt zonder vaste waarde, als herinnerings- of kunstobject vervaardigd of om bepaalde diensten te belonen (medailles). In de geschiedenis zijn er wettelijke betaalmiddelen geweest waarvoor de verzamelnaam penning bestond.

Gedenkpenning voor een ambassadeur van de Nederlandse Republiek uit 1609. (Rijksmuseum Amsterdam)

In Nederland had de penning van de 16e tot de vroege 19e eeuw de waarde van 1/16 stuiver ofwel 1/320 gulden.

Betaalmiddel

Penning bestaan al bijna even lang als de munt zelf. Ze werden onder andere gebruikt als cadeaus door stamhoofden. In de keizertijd werden penningen ook gebruikt als cadeau van de keizer aan belangrijke personen. De zilveren penning werd als munteenheid geïntroduceerd in het midden van de achtste eeuw, onder de Pepijn de Korte, de hofmeier die de laatste telg van het nominale koningsgeslacht van Frankrijk, de Merovingen aan de kant schoof en de vader was van Karel de Grote. De Franse naam van de munt, 'denier', geeft de afkomst aan: dat was de Romeinse denarius, die echter sinds het jaar 290 niet meer was aangemunt.

In Groot-Brittannië werd de penning nagevolgd door koning Offa van Mercia omstreeks 785. Deze munt heette penny, mogelijk naar het Oudhoogduits 'Phant' ('Pand'), en van dat woord is 'penning' een afleiding. Ook in de Nederlanden is de denier nagevolgd, het eerst in het rijke Dorestad (bij Wijk bij Duurstede) in het midden van de achtste eeuw. De grootte was zo'n 20 millimeter, met op de voorzijde het portret en/of de naam van de koning en op de achterzijde een tekst en een symbool, bijvoorbeeld een kruis of een kerk.

Van de achtste tot de dertiende eeuw bleef de penning bij ons een gangbaar betaalmiddel. Deze zilveren munt, waarvan onder Karel de Grote het gewicht werd gesteld op 1/240 deel van een Karolingisch pond (circa 1,8 gram), werd later steeds lichter, dus minder waard. In het gehele rijk van Karel de Grote werd hetzelfde type munt geslagen (zilveren denier). Maar aan het eind van de negende eeuw begint het Karolingische Rijk macht te verliezen, en de aanmunting in Nederland houdt op. In de elfde eeuw beginnen de Utrechtse bisschoppen weer met het vervaardigen van penningen. Pas na 1250 worden in de Nederlanden grotere munten geïntroduceerd, sterlingen, dubbele sterlingen en groten (een groot was 8 of 12 penningen waard). Gouden munten werden pas terug geslagen in het begin van de veertiende eeuw, toen goud vanuit Noord-Afrika werd ingevoerd naar Europa via Italië.

Vanaf de invoering van de Carolusgulden in 1521 tot 1816 werd in de Republiek der Verenigde Nederlanden gerekend met guldens, stuivers en penningen. Een gulden bestond uit 20 stuivers en een stuiver uit 16 penningen. In Nederlandse teksten van vóór 1816 vindt men dus wel bedragen als f 10-12-4, ofwel 10 gulden, 12 stuivers en 4 penningen. In 1816 werd de gulden verdeeld in 100 cent en werd de penning als munt afgeschaft.

Tevens was tot in de 18e eeuw het woord penning ook een gewone aanduiding voor muntgeld. Ook in het huidige spraakgebruik komt de penning nog in vele uitdrukkingen voor, zoals 'op de penning zijn', 'het penningske der weduwe', 'penningmeester' en andere.

Medaille

Penningen die geen wettig betaalmiddel zijn, worden gemaakt van verschillende soorten materialen. Veel voorkomende materialen zijn zilver, brons, koper, metaal, nikkel, goud en kunststof. Penningen worden ontworpen door een medailleur.

In de numismatiek kunnen er globaal drie stromingen worden onderscheiden, te weten:

  • Historische (waardevolle) penningen
  • Betaal- en/of consumptiepenningen
  • Kunstpenningen

Daarbinnen kunnen de volgende soorten worden onderscheiden.

In tegenstelling tot de oorspronkelijke abacus lopen op het middeleeuwse rekenbord de lijnen horizontaal en mogen de rekenpenningen niet alleen tussen, maar ook op de lijnen gelegd worden. Het principe is hetzelfde. Een rekenpenning op de onderste lijn is 1 waard, op de volgende lijn 10, op de daarop volgende lijn 100, enzovoort. De vakken tussen de lijnen geven de penningen een waarde van 5, 50, 500, enzovoort. Op deze manier konden getallen worden uitgebeeld.
  • gaspenningen en elektriciteitspenningen, ter afrekening in een muntmeter;
  • broodpenningen uitgegeven aan minderbedeelden door liefdadigheidsinstellingen, die konden worden ingewisseld tegen brood en andere noodzakelijke levensmiddelen;
  • boordgeld voor gebruik aan boord van schepen;
  • betaalpenningen of munten voor parkeren, speelautomaten, golfballenautomaten, autowasstraten en andere diensten waarvoor een gecontroleerde lokale afrekening wordt geregeld;
  • consumptiepenningen, doorgaans van kunststof, voor het afrekenen van consumpties bij bedrijven of evenementen,
  • gedenkpenningen, uitgegeven ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis;
  • penningen uitsluitend als kunstvorm: penningkunst.

'Gedenkpenningen' is een vrij algemeen gebruikte term voor penningen die ter gelegenheid van een specifieke gebeurtenis zijn gemaakt. Een aantal belangrijke vormen zijn: universiteitspenningen, gildenpenningen, prijspenningen en vroedschapspenningen, geslagen voor jubilea, openingen, overlijden (begrafenispenning), of de herdenking van specifieke gebeurtenissen.

Onderscheiding

In de faleristiek kent men de erepenning die aan veldheren en admiraals werd uitgereikt.

Bibliografie

  • L.Forrer, Biographical Dictionary of medallists, 8 vol. 1904-1916, + index.
  • L. Smolderen, La médaille en Belgique..., Louvain-la-Neuve, 2009.
  • Revue Belge de Numismatique: bibliografie
  • Site: Numisbel.be (gedigitaliseerde naslagwerken; Revue Belge de Numismatique online).

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.