Paardenbloem

De paardenbloem (Taraxacum officinale) is een soort uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie zijn bloemen sterk gereduceerd en klein en staan ze dicht bij elkaar in een bloemhoofdje. Paardenbloemen zijn heel algemeen. In april kunnen ze hele weilanden geel kleuren. Dat neemt niet weg dat bepaalde micro-soorten en secties zeldzaam kunnen zijn.

Paardenbloem
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'Nieuwe' tweezaadlobbigen
Clade:Campanuliden
Orde:Asterales
Familie:Asteraceae (Composietenfamilie)
Onderfamilie:Cichorioideae
Geslachtengroep:Cichorieae
Geslacht:Taraxacum
Soort
Taraxacum officinale
F.H.Wigg. (1780)
Langsdoorsnede van bloemhoofdje
Uitgebloeid hoofdje
Holle stengel met melksap
Vrucht met gesteeld vruchtpluis
Vruchten
Hoofdje met rijpe vruchten
Botanische tekening
Afbeeldingen Paardenbloem op Wikimedia Commons
Paardenbloem op Wikispecies
Portaal    Biologie

De paardenbloem komt van oorsprong voor in Afrika, Azië en Europa en is door toedoen van de mens over veel andere plaatsen verspreid.

Micro-soorten

In Nederland zijn ten minste 250 micro-soorten bekend. Micro-soorten zijn klonen of mengsels van klonen, die morfologisch onderscheidbaar zijn van elkaar. Omdat er zeer veel kruisingen tussen de micro-soorten voorkomen, worden ze door de Heukels' Flora van Nederland niet meer als aparte microsoorten gezien en zijn de volgende secties en soorten tot wat wel wordt aangeduid als Taraxacum officinale agg. G.H.Weber ex F.H.Wigg. samengevoegd:

  • sect. Taraxacum
  • sect. Ruderalia
  • sect. Vulgaria
  • Taraxacum vulgare
  • Taraxacum palustre
  • Taraxacum laevigatum
  • Taraxacum obliquum
  • Taraxacum celticum
  • Taraxacum hamatum
  • Leontodon taraxacum

Botanische beschrijving

Het bloemhoofdje van de paardenbloem bestaat enkel uit gele lintbloemen. Het pappus bestaat uit haren en kan beschouwd worden als een gereduceerde kelk. De stengel is hol en heeft geen bladeren. De bladeren staan in een bladrozet bij elkaar. Ze zijn diep ingesneden tot bochtig getand. Bij kneuzing vloeit uit de plant een witte, melkachtige vloeistof, die paardenbloemenmelk wordt genoemd.

De penwortel kan decimeters diep de grond in dringen. Wanneer hij op enige diepte afbreekt of wordt afgesneden kan de plant zich herstellen en kunnen verscheidene rozetten ontspruiten uit de afgebroken penwortel.

De voortplanting van paardenbloemen vindt voor een groot deel plaats door middel van apomixie, dat wil zeggen dat het vruchtbeginsel kan uitgroeien tot een zaad zonder dat de eicel bevrucht is geweest. De paardenbloem vormt op deze manier klonen. Daardoor zijn er grote groepen paardenbloemen die genetisch nauwelijk en morfologisch weinig van elkaar verschillen en deze worden microsoorten genoemd. In Nederland zijn er minimaal 250 microsoorten aangetroffen. In de systematiek worden deze microsoorten samengevoegd tot secties. In diverse flora's worden secties beschreven in plaats van de microsoorten. De paardenbloem kan zich ook voortplanten door middel van bevruchting.

De vrucht is een eenzadig nootje. Aan het nootje zit het gesteelde vruchtpluis (pappus). Het vruchtpluis zit vast op een steeltje (het rostrum), daaronder zit de piramide en het vruchtlichaam. Dit laatste heeft ribben en heeft veelal stekels aan de bovenkant. De kleur van het vruchtlichaam is een belangrijk determinatiekenmerk. De nootjes met hun vruchtpluis worden door de wind verspreid (anemochorie).

Werkzame stoffen

Het melksap bevat eiwit, hars en taraxine.

Gebruik

Molsla

Paardenbloemen zijn eetbaar. De jonge bladeren zijn minder bitter dan de volwassen bladeren. Deze jonge blaadjes worden verkocht als molsla. De kweek van de echte molsla is veel arbeidsintensiever. Dit gebeurt door de in het voorjaar uit de overwinterde wortelen of uit ondergespitte planten uitgroeiende jonge bladscheutjes bedekt te houden zodat geen, of weinig, bladgroen ontstaat. Vroeger werd in molshopen naar deze 'gebleekte' paardenbloembladeren gezocht, vandaar de naam molsla.

Door veredeling is een verbeterde, bladrijke molsla verkregen. Molsla wordt op diverse markten in Europa als malse voorjaarsgroente aangeboden. In Nederland en België is het niet ruim verkrijgbaar.

De bloem is voor de zaadzetting eetbaar, daarna niet meer.

Kruidengeneeskunde

  • De wortel in gedroogde vorm wordt wel tegen nier- en galkwalen gebruikt.
  • Afkooksel van de wortels, verse worteltinctuur of vers geperst wortelsap van de paardenbloem wordt gebruikt voor de behandeling van artritis.[1][2]
  • De wortels en bladeren hebben door de aanwezige bitterstoffen een eetlustopwekkende werking.[2]
  • De melk van de plant kan gebruikt worden tegen puistjes door ze rechtstreeks aan te brengen.
  • Het sap van de bloem zou helpen tegen wratten.

Siroop

Van de bloemen kan een honingachtige siroop worden gekookt. Ook kan er jam mee worden gemaakt. In Engeland bestaat een traditionele frisdrank waaraan deze siroop is toegevoegd.[3]

Vee en gewas

Koeien, schapen en geiten gebruiken de paardenbloem als medicijn. Taraxacum is Oudgrieks voor 'medicijn tegen darmstoornis', en de paardenbloem kent in de kruidengeneeskunde ook nog verschillende andere toepassingen. De mogelijke ondersteuning van de leverfunctie van melkvee is voor de melkveehouderij dan ook een belangrijk aspect van de paardenbloem.

Door een strikt maaibeleid kan de paardenbloem beheersbaar blijven in grasland.

Overig

  • In de Sovjet-Unie is getracht om uit de Russische paardenbloem (Taraxacum kok-saghyz) rubber te fabriceren. Er werden speciale landbouwwerktuigen voor ontwikkeld en speciale fabrieken gebouwd. In 1941 was het areaal paardenbloemen 67.000 ha groot en waren er meer dan 10.000 kolchozen bij betrokken. In bepaalde jaren voorzag de paardenbloementeelt in 30 procent van de rubberbehoefte van de Sovjet-Unie. Eén hectare paardenbloemen levert 150 kilogram rubber tegen 2000 kg per ha voor de Braziliaanse rubberboom. Door de opkomst van synthetisch rubber ging de betekenis van de paardenbloementeelt voor de productie van rubber verloren.[4]
  • Paardensla is een alternatieve naam, de paardenbloem werd ook wel als veevoer gebruikt.
  • Cavia's en konijnen kan men goed voeren met versgeplukte bladeren van de paardenbloem.

Iconografie

In de iconografie is de paardenbloem het symbool en attribuut van de gematigdheid. Ook is het een christelijk symbool van rouw.[5]

Andere namen

De paardenbloem is in het noorden bekend als hondstong (Drenthe) en als hondenbloem (Groningen) en hynsteblom in Friesland. In het Nederlands is hondstong ook de benaming voor een andere plantensoort. In het zuiden (Limburg) en in Vlaanderen (België) wordt de paardenbloem ook wel pisbloem of pissebloem genoemd. In West-Vlaanderen spreekt men vaak van beddepissers of iets vulgairder beddezeekers. In verschillende delen van (Zeeland) kan de naam variëren van pissebed, pissebaede tot pisseblomme. De naam pisbloem of pissebed slaat op het kennelijk urine-afdrijvend effect van de plant wanneer de bladeren gegeten worden.[6]. Ook in het Frans is pissenlit de gebruikelijke naam. Een minder gebruikelijke Franse naam is dent de lion, wat overeenkomt met het Duitse Löwenzahn en het Engelse dandelion. Het Nederlandse equivalent leeuwentand slaat op een ander op de paardenbloem gelijkend plantengeslacht. De naam melkwiet komt veel voor in de provincie Zeeland. In delen van Gelderland wordt de wortelrozet kettingspol of hondspol genoemd. Andere regionale namen voor de paardenbloem zijn konijnenbladeren (bijvoorbeeld op Texel) of brievenbesteller (in West-Friesland). De laatste naam slaat op het vruchtpluis dat wanneer ertegen aangeblazen wordt, wegdrijft om als het ware de zaden die er aan hangen als brieven te bestellen.[7]

Tot het begin van de twintigste eeuw was er geen officiële Nederlandse naam voor de paardenbloem. Dat was lastig bij onderwijs en educatie omdat de plant in verschillende streken een andere naam had. Een commissie van de KNNV onder leiding van Hendrik Heukels stelde in 1906 het boekje Nederlandse plantenamen samen, waarin een lijst van plantennamen is opgenomen om meer eenheid te brengen in het gebruik van Nederlandse namen voor planten. Er werd daarbij een keuze gemaakt uit de veelheid aan regionale namen voor planten. Sindsdien heet de plant in het Nederlands officieel paardenbloem.[8] De betekenis is vermoedelijk nutteloze of waardeloze bloem. Een vergelijkbaar gebruik van het woord 'paard' is te vinden in paardenkastanje, die, in tegenstelling tot de tamme kastanje, niet eetbaar is.[9] Waarom het woord 'paard' deze betekenis kan hebben is onduidelijk.

Spelling

Naar de paardenbloem is een bekende uitzondering in de Nederlandse spelling genoemd, de paardebloemregel. Tot de spellingwijziging van 2005 gold dat er geen tussen-n werd geschreven in een samenstelling waarvan het eerste deel een dierennaam is en het tweede deel een plantkundige aanduiding. Paardebloem was het bekendste voorbeeld van die uitzondering, vandaar de paardebloemregel. Inmiddels is het toch paardenbloem geworden.

Bodemstructuur

De paardenbloem wortelt diep met zijn penwortel en haalt de kalk uit de diepere laag van de bodem en maakt dit beschikbaar voor de bovenste laag van de bodem. De lange penwortel zorgt er ook voor dat mineralen uit de diepere lagen van de bodem beschikbaar komen voor het gewas. Tijdens de bloei van maart tot mei en van september tot november maken de honingbij en andere insecten gebruik van de paardenbloem als voedselbron. Als de wortel afsterft maakt de pendelaar, een regenworm, gebruik van deze gangen. Ook de wortels van het gras maken dankbaar gebruik van deze gangen. Een bijkomstig voordeel is dat de gangen van de paardenbloemwortel zorgen voor goede beluchting en afwatering van de bodem.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.