Machinefabriek Breda

De Machinefabriek "Breda" was een Nederlandse machinefabriek, gevestigd te Breda, die lange tijd een internationale reputatie genoot vanwege de geleverde stoominstallaties, zowel stoomketels als stoommachines. Verder kreeg het bedrijf grote bekendheid door de vervaardiging van stoomlocomotieven, het laatste m.n. aan vele stoomtrambedrijven. De fabriek was enkele tientallen jaren een belangrijke leverancier van stoomlocomotieven aan de Nederlandse stoomtrambedrijven.

Ontstaan, fabrieksnaam

De fabriek kent een voorloper in de firma De Bruyn Kops, Mannsbach & Cie., die in 1855 startte in Tilburg. De belangrijkste grondlegger, de civiel ingenieur Cornelis Marie de Bruyn Kops, ging hier in 1859 verder de naam De Bruyn Kops & Cie., tot 1861. Samen met zijn nieuwe compagnon Jhr. Ferdinand Backer werd toen het bedrijf van de nieuwe vennootschap De Bruyn Kops & Backer overgeplaatst naar Breda.

Plaatje Backer & Rueb op machine Stoomgemaal Hertog Reijnout, gedateerd 1882

De onderneming in Breda bleef de naam De Bruyn Kops & Backer houden nadat De Bruyn Kops zich in 1868 had teruggetrokken. In 1870 werd Johann Gerhard Rueb de nieuwe compagnon van Backer en werd de bedrijfsnaam Backer en Rueb. In 1884 werd de naam gewijzigd in NV Machinefabriek Breda v/h Backer & Rueb.[1]

In 1967 trad de fabriek toe tot de Rijn-Schelde Combinatie, die later opging in het RSV-concern. Van 1973 tot 1987, was de naam BV Machinefabriek Breda. In 1987 werd deze b.v. gesplitst in 3 b.v.'s, Backer en Rueb Breda, Breda Packaging en Machinefabriek Breda.

Activiteiten

Het bedrijf begon als algemene machinefabriek en ijzergieterij. Het produceerde al gauw stoomketels en stoommachines, naast bijvoorbeeld gietwerk als tuintafels, huismangels, pompwerktuigen en metaalconstructiewerk. Een specialiteit werden de locomobiles, transportabele stoominstallaties. Zowel stoomketels als stoommachines bleven lang een hoofdproduct. Machinefabriek Breda vervaardigde begin 20e eeuw onder meer gelijkstroomstoommachines. In 1910 had men 1200 stoommachines - inclusief de stoomlocomotieven en een 300 locomobilen - en 1700 stoomketels vervaardigd. Naast licenties van buitenlandse vindingen op dit gebied, zoals die voor de La Mont ketel in 1936, werden ook eigen producten ontwikkeld. In de jaren dertig van de 20ste eeuw werd de kleine ketel type H ontwikkeld, vanaf 1947 vervaardigde men de eigen ontwikkelde waterpijpvlamketel type L. De zogenoemde Breda calorifères, verwarmingsketels, waren in Nederland geoctroieerd. Verder was Breda licentiehouder voor Nederland van het systeem Caliqua voor warmwatervoorziening.

Vanaf circa 1900 werd ook elektrotechnische apparatuur en installaties gemaakt, van schakelborden en schakelkasten tot elektromotoren en generatoren. Verder werden in de eerste helft van de 20e eeuw ook industriemachines vervaardigd zoals cacaomolens, houtbereidingsinstallaties, lichtbokken en drijfwerk.

In 1937 startte Breda met de productie van liften en paternosterliften en roltrappen, de laatste aanvankelijk in licentie van de fa. R. Stahl te Stuttgart. De afdeling roltrappen bleef bestaan tot aan de sluiting van de fabriek. De liftenafdeling is opgegaan in De Reus, later weer overgenomen door het Duitse ThyssenKrupp. Liften van Backer en Rueb waren onder andere te vinden in het voormalige stadhuis in Den Haag op het Burgemeester de Monchyplein (gesloopt in 1996), in het voormalige belastingkantoor in Rotterdam aan de Puntgaalstraat en ook de liften voor de perrons van station Rotterdam centraal. Voor Hoog Catharijne in Utrecht leverde Backer en Rueb begin jaren 70 tientallen liften, welke tot op heden nog in gebruik zijn, echter zijn deze allemaal gemoderniseerd. Na 1945 startte Breda met de vervaardiging van apparatuur voor de chemische- en aardolie-industrie als fractioneercolonnes en drukvaten. Verder was er een afdeling voor constructiewerk als bruggen en sluizen. In 1958 begon men met de fabricage van verpakkingsmachines.

locatie en gebouwen

De firma vestigde zich in 1861 in het oude deel van Breda, binnen de vestigingswerken, aan de rivier de Mark. Met de groei van de onderneming kwam het in de binnenstad steeds meer klem te zitten. Grote transporten waren onmogelijk en toen in de jaren twintig van de 20e eeuw in de nabijheid bedrijfsterrein beschikbaar kwam in de Belcrumpolder kocht de bedrijfsleiding een groot terrein, aan vaarwater. In eigen beheer werd daar in 1929 eerst huisvesting voor de ketelmakerij en pijpenbuigerij gerealiseerd. In 1939 volgde de rest van het bedrijf, de machine-afdeling en het kantoor. Onder invloed van de crisis was eerder, in 1931, de ijzergieterij (eerst tijdelijk, uiteindelijk definitief) gesloten. In de jaren vijftig kende het bedrijf een grote expansie wat leidde tot een nieuwe plaatwerkerij (1952) en pijpenbuigerij (1956). Rond 1960 was zowat de helft van het ruim 46.000 m² grote bedrijfsterrein aan de Speelhuislaan bebouwd.

personeel en financiën

Het bedrijf was al snel een van de grote werkgevers van Breda. Begin 20e eeuw telde de machinefabriek 300 tot 400 werklieden, een aantal dat tot 1940 min of meer gelijk bleef, hoewel in de crisisjaren de werkgelegenheid aanvankelijk sterk terugliep. In 1940 werkten er weer 600 arbeiders. De sterke naoorlogse expansie leidde ook tot een enorme groei van het personeelsbestand, tot ruim 1400 in 1962. De bedrijfsresultaten van de naamloze vennootschap waren in de regel positief, maar begin jaren dertig stond het bedrijf voor de afgrond en leidde slechts financiële hulp van de Bredase ondernemer Charles Stulemeijer tot de redding en voortzetting. De machinewerkplaats van het hoofdbedrijf van Stulemeijer, de HKI werd daarvoor gesloten, productie, inrichting en personeel overgebracht naar machinefabriek Breda. Begin jaren tachtig raakte het bedrijf weer in de problemen, in 1983 dreigde een faillissement. Overname in het bedrijvenconglomeraat van Joep van den Nieuwenhuyzen bood uiteindelijk geen soelaas en was slechts uitstel van executie.

locomotieven

Backer & Rueb bouwde zijn eerste stoomtramlocomotieven voor Nederland in 1883, zijn laatste in 1912. Tussen 1887 en 1910 leverde de fabriek meer stoomlocomotieven aan de Nederlandse tramwegen dan alle andere fabrikanten samen.[2] De 'vierkante' stoomtramlocomotieven van Backer & Rueb werden Breda-locomotieven of backertjes genoemd. Het meest karakteristiek, en typerend voor Nederland, was het uiterlijk van de backertjes met 'huilogen', een kopwand met een klein vierkant raam met aan weerszijden een smal hoog, aan boven- en onderkant afgerond raam.

Loc HTM 8, een vierkante stoomtramlocomotief van Backer en Rueb, ingezet als museumlocomotief bij de SHM

De fabriek bouwde in totaal 306 stoomlocomotieven, 216 daarvan voor de Nederlandse tramwegen. Het aantal Nederlandse stoomtrambedrijven waaraan de fabriek rechtstreeks leverde, ligt rond de 28 (afhankelijk van hoe men bedrijven bij elkaar neemt). De bedrijven met de meeste rechtstreeks geleverde Breda-locomotieven waren:

De Betuwsche Stoomtram, de Stoomtram Tiel - Buren - Culemborg, de stoomtram Eindhoven-Geldrop en de NHT/TNHT hebben uitsluitend 'backertjes' in dienst gehad.

De machinefabriek Breda bouwde ook andere locomotieven, o.a. een tweeassige tramwegachterstandslocomotief voor de Landsspoorweg Suriname ('Para'. 1916), en voor de Staatsspoorwegen een aantal lokaalspoorlocomotieven (NS-serie 6800) en zelf ontworpen rangeerstoomlocomotieven (NS-serie 8100).

Eerste ontwerpen, eerste locomotieven

Het oudst bekende Breda-ontwerp voor een stoomtramlocomotief[3] dateert uit 1881, het jaar van de tramwegwedstrijd te Arnhem. Ir. J.G. Rueb was daar een van de juryleden geweest. Hier waren vier stoomtramlocomotieven in opdracht van de gemeente Arnhem onderworpen aan proeven om te zien welke het meest geschikt was voor de Arnhemse situatie.[4][5][6]

De locomotief op de tekening is voor normaalspoor en vertoont enige gelijkenis met een vroege Henschel-machine. Uit 1882 stamt een verwant ontwerp, bewaard in het bedrijfsarchief.[7] nu voor 1067 mm

In 1883 en 1884 bouwde Breda zijn eerste stoomtramlocomotieven: de fabriek bouwde een ontwerp na van de Belgische fabriek Carels Frères te Gent, voor de HSM. In de jaren 1885-1888 bouwde de fabriek nog enkele variaties hierop, eveneens voor de HSM. In 1883-1885 leverde de fabriek voor het eerst locomotieven volgens een eigen ontwerp, en wel aan de Ooster Stoomtram Maatschappij en de Geldersch-Overijsselsche Stoomtram Maatschappij[8][9], waarbij ir. J.W. Stous Sloot als adviseur optrad. Ook hij was jurylid te Arnhem geweest. Dit ontwerp was afgeleid van de constructiewijze van de Merryweather-locomotief, die Rueb en Stous Sloot bij de wedstrijd te Arnhem hadden leren kennen. In 1886 kwam J.G. Rueb met een wijziging van dit ontwerp. Deze machines voor de DSM waren de eerste machines van het 'normale type'.[10] Ze hadden nog een open kopwand, en een vergelijkbaar uiterlijk als de bewaarde lok Simbah in Indonesië. Vanaf 1891 (de Stoomtramweg-Maatschappij Oldambt – Pekela (SOP) 7 werd de kopwand van de locomotief meestal afgeleverd met de 'huilogen'.

Werkspoor-backertjes

Een zestal Backertjes was niet gebouwd door de Machinefabriek Breda, maar door Werkspoor, namelijk de RTM 35 - 40. Deze waren gebouwd in 1906 en technisch vrijwel identiek aan de RTM 16 - 34. Uiterlijk waren ze alleen herkenbaar aan de andere vorm van de fabrieksplaat.

Museumlocomotieven

Stoomtrein Valkenburgse Meer- Backer & Rueb 182 Silvolde

Replica

Het RTM-museum is sinds 2010 bezig met de bouw van een replica van een Backertje. En wel van de RTM 37, een Werkspoor-backertje. Van de RTM-backertjes was het de 37 die het laatst, n.l. in 1956, afgevoerd werd. Daarom is het een replica daarvan die het meest geloofwaardig getoond kan worden in combinatie met het bewaard gebleven RTM dieselmaterieel uit begin jaren 50.

Stoomketels

in enkele suikerfabrieken (pabrik gula)op Java zijn anno 2010 nog steeds een paar mf Breda / Backer en Rueb stoomketels uit omstreeks 1920 in gebruik.

Literatuur

  • The Locomotives built by 'Machinefabriek "Breda" voorheen Backer & Rueb' - A.D. de Pater, Leiden, 1970;
  • Warme Backertjes, Breda locomotieven onder stoom - John Simons, Breda, 1987;
  • De Stoomlocomotieven der Nederlandse tramwegen - S. Overbosch, 3e geheel herziene druk, uitg. Bataafsche Leeuw, 1985
  • Van Stoomtram tot sneltram: de geschiedenis van tram- en bargediensten tussen Utrecht-Jutphaas-Vreeswijk en IJsselstein - W.J.F. van der Kuijlen; Buren, 1987
  • De archieven van de machinefabriek Breda voorheen Backer en Rueb te Breda 1861-1987 (1988) - H.H.M. Huijgens-Van Kollenburg; Publicatiereeks Gemeentearchief Breda Inventarissen 6, 1996 (een goede, uitvoerige inleiding op de bedrijfsgeschiedenis; geen eigenlijke inventaris)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.