Normaalspoor

Met normaalspoor bedoelt men spoor- en tramwegen met een spoorwijdte van 1435 millimeter of oorspronkelijk 4 Engelse voet en 8½ Engelse duim. Dit is in de meeste Europese landen de meest voorkomende spoorwijdte. Deze spoorwijdte gaat terug tot houten sporen die in de Engelse mijnbouw werden gebruikt om de wagens te geleiden. George Stephenson gebruikte dezelfde spoorwijdte toen hij in 1825 de Stockton and Darlington Railway opende. Sindsdien is deze spoorwijdte uitgegroeid tot een soort standaard voor spoorwegen, eerst in Engeland, later ook elders in Europa, waar eerst nog verschillende maten breedspoor zijn gebruikt. In enkele landen, waaronder in Spanje, Portugal en de voormalige Sovjet-Unie wordt nog steeds breedspoor gebruikt.

Een stuk normaalspoor.

Normaalspoor in Nederland en België

In Nederland bestaan (afgezien van museumlijnen) alleen nog maar normaalsporige spoor-, metro- en tramlijnen. In België bestaan naast normaalsporige ook smalsporige tramlijnen (op meterspoor).

Toleranties

Bij aanleg van nieuwe lijnen wordt gebruikgemaakt van de betonnen dwarsligger type M41 (vroeger ook M31, B41 en B31) met een standaardspoorwijdte van 1437 mm. Dit is dus 2 mm meer dan de standaardspoorwijdte voor normaalspoor van 1435 mm. Op het treinverkeer heeft dit door het geringe verschil geen enkele invloed, want door slijtage is een spoor zelden exact 1435 mm wijd. Ook wordt er in bogen met kleine straal spoorverwijding toegepast om de slijtage van het bovenbeen (wat is dit?) terug te dringen en de krachten die er op uitgeoefend worden te beperken. Deze zouden anders een kanteling van de rail kunnen veroorzaken. Bij ProRail moet de wijdte tussen 1430 en 1450 mm liggen.[1]

Referenties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.