Lockheed P-3 Orion

De Lockheed P-3C Orion is de laatste telg in een reeks patrouillevliegtuigen van de Amerikaanse vliegtuigfabriek Lockheed (tegenwoordig onderdeel van Lockheed Martin).

Lockheed P-3 Orion
Algemeen
Rollangeafstandsverkenner en onderzeebootbestrijder
Bemanning10-12
Status
Eerste vluchtnovember 1959
Aantal gebouwd757, waarvan 650 door Lockheed en 107 door Kawasaki Heavy Industries
Gebruikmarine van Verenigde Staten, Japan, South Korea, Australië, Pakistan, Brazilië, Iran, Duitsland, Portugal
Afmetingen
Lengte35,6 m
Hoogte11,8 m
Spanwijdte30,4 m
Vleugeloppervlak120,8 
Gewicht
Leeggewicht35.000 kg
Max. gewicht64.400 kg
Krachtbron
Motor(en)4x Allison T56-A-14 turboprop
Propeller(s)4 bladen
Vermogen4600 pk (3700 kW) kW
Prestaties
Kruissnelheid610 km/u
Topsnelheid750 km/u
Vliegbereik4400 km
Actieradius2490-8900 km
Dienstplafond8625 m
Bewapening
BommenDieptebommen, mijnen, torpedo’s, raketten
Portaal    Luchtvaart

Achtergrond

In de jaren veertig van de 20e eeuw begon de lijn met de P-1 Harpoon, in de jaren vijftig gevolgd door de Lockheed P-2 Neptune, in de jaren zestig gevolgd door de Franse Breguet Atlantic en in de jaren tachtig ten slotte door de P-3C Orion. De P-3C versie was een gemoderniseerde en verbeterde versie van het oorspronkelijke P-3A model.

De Orion is een viermotorig turboprop vliegtuig gebaseerd op de civiele Electra. De motoren zijn versies van de Allison T56 serie (net als bij de Lockheed Hercules). In de militaire versie heeft het een bemanning van tien tot twaalf personen en kan voor verschillende maritieme taken worden ingezet: onderzeebootbestrijding, kustwacht, verkenning en opsporing en redding (SAR). Bij een bemanning van tien personen houden er drie zich bezig met het vliegen en zeven met overige taken.

De bewapening bestaat onder andere uit (afhankelijk van versie en land) diverse ("normale") bommen, maximaal acht torpedo's en tot acht nucleaire dieptebommen. Modernere versies beschikken ook over raketten zoals de Penguin, SLAM, AGM-65 Maverick en Harpoon.

Varianten

  • De P-3 AEW Orion gebruikt als basis de P-3B en wordt gecombineerd met de APS-125 radar uit het E-2 Hawkeye AEW vliegtuig. De bouwer, Lockheed, had gehoopt hiermee een markt aan te boren van klanten voor wie de Boeing E-3 AWACS te duur is, maar alleen de US Customs Service heeft vier exemplaren van dit toestel afgenomen. Pakistan heeft belangstelling voor drie exemplaren.
  • De CP-140 Aurora is uiterlijk gelijk aan de Orion, maar gebruikt de elektronica van de S-3 Viking, een anti-onderzeebootvliegtuig voor vliegdekschepen.
  • De EP-3 is uitgerust voor elektronische verkenning en waarneming en voert een bemanning van 22 personen. Er zijn er ongeveer tien in gebruik bij de marine van de Verenigde Staten. Begin 2001 moest een EP-3 na een ongeluk met een Chinese straaljager een noodlanding maken op Chinees grondgebied, hetgeen een diplomatiek incident veroorzaakte tussen China en de V.S..[1]

Gebruikers

Binnen de NAVO is de Orion in gebruik bij de Verenigde Staten, Duitsland, Griekenland, Noorwegen, Spanje en Portugal. Canada gebruikt de CP-141 Aurora, een Orion met de apparatuur, die ook in de Lockheed Viking[2] gebruikt wordt.

Andere landen die vliegen met een versie van de Orion zijn (o.a.) Pakistan, Australië, Brazilië, Japan en Iran [South Korea]. Vergelijkbare vliegtuigen zijn de Franse Breguet Atlantic en de Britse BAE Nimrod.

In Nederland

De Marine Luchtvaartdienst heeft in 1983 13 P-3C Orion (Update II½) aangeschaft ter vervanging van de SP-2H Neptune. Van de aanschaf van twee extra Orions heeft men na 1984 definitief afgezien.

De thuisbasis was het Marine Vliegkamp Valkenburg bij Katwijk aan Zee. Sinds de jaren tachtig was bij toerbeurt een toestel geplaatst op de NAVO basis Keflavík op IJsland en vanaf het midden van de jaren negentig ook op het militaire deel van de Dr. Albert Plesman luchthaven (HATO) op Curaçao. Aanvankelijk een toestel ter versterking van de aanwezige twee F-27 Maritimes van de Koninklijke Luchtmacht, later werden dit drie stuks nadat de F-27's uit dienst waren gesteld.

Sinds het einde van de Koude Oorlog werd het vliegtuig ook incidenteel ingezet voor crisisbeheersingsoperaties, als de maritieme blokkade van klein-Joegoslavië, de verificatiemissie boven Kosovo, in Afghanistan en in het Perzisch Golfgebied.

Uit bezuinigingsoverwegingen werden eind jaren negentig drie toestellen uit dienst genomen welke in opslag gingen bij het bedrijf OGMA in Portugal, de overige tien werden in de Verenigde Staten gemoderniseerd door Lockheed Martin. Met de modernisering, Capability Upkeep Program (CUP), leek de toekomst van de Orion in Nederlandse dienst tot ten minste 2020 gegarandeerd. De kosten per vliegtuig van het CUP-programma bedroegen ruim 20 miljoen euro.[3] Terwijl de vliegtuigen gemoderniseerd werden besloot in 2003 minister Henk Kamp echter dat de tien Orions per 1 januari 2004 konden worden afgestoten. Eind 2004 kocht Duitsland acht exemplaren voor 295 miljoen euro.[4] Portugal kocht de overige twee gemoderniseerde toestellen en tevens de drie eerder uit dienst genomen, maar niet gemoderniseerde toestellen. In totaal betaalde Portugal 70 miljoen euro voor alle vijf toestellen.[5] In 2006 werden alle Orions overgedragen en het Marine Vliegkamp Valkenburg opgeheven.

Voormalige Nederlandse Orions in het buitenland

MLD Staartnummer BuNo Huidige gebruiker Huidig nummer
300 161368 Portugese Luchtmacht 14807
301 161369 Duitse Marine 60+01
302 161370 Duitse Marine 60+02
303 161371 Duitse Marine 60+03 (was eerste Orion in Duitse handen als 98+01)
304 161372 Portugese Luchtmacht 14808
305 161373 Duitse Marine 60+04
306 161374 Portugese Luchtmacht 14809
307 161375 Portugese Luchtmacht 14810
308 161376 Duitse Marine 60+05
309 161377 Duitse Marine 60+06
310 161378 Portugese Luchtmacht 14811
311 161379 Duitse Marine 60+07
312 161380 Duitse Marine 60+08

Zie ook

Zie de categorie Lockheed P-3 Orion van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.