Lissen-ooibos
Het lissen-ooibos (Irido-Salicetum albae) is een associatie uit de klasse van de wilgenvloedbossen en -struwelen, een plantengemeenschap die voorkomt op beschutte plaatsen in uiterwaarden en in poldergebieden die regelmatig overstromen, en die gedomineerd wordt door smalbladige wilgen.
Lissen-ooibos | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Lissen-ooibos met wilgen | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Irido-Salicetum albae |
Deze associatie is in Nederland het meeste voorkomende ooibos-type langs de grote rivieren.
Naamgeving, etymologie en codering
- Syntaxoncode (Nederland): 38Aa02
De naam Irido-Salicetum albae is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee belangrijke soorten binnen deze associatie, de gele lis (Iris pseudacoris) en de schietwilg (Salix alba).
Kenmerken
Algemeen
Het lissen-ooibos komt voor in regelmatig (10 tot 60 dagen per jaar) overstroomde, voedselrijke kommen, geulen en beschutte ondieptes weg van de rivier, waar de stroming voldoende zwak is om klei af te zetten. Het waterpeil wordt zowel bepaald door de rivier als door kwel. De bodem bestaat uit fijn kalkrijk slib en klei, en veel organisch materiaal dat zich door zuurstofgebrek ophoopt.
Buiten hun natuurlijke standplaatsen kan dit bostype ook aangetroffen worden in kleiputten en andere uitgravingen.
Structuur
Het lissen-ooibos kan voorkomen als een echt bos of als een struweel. Daar waar ze ooit beheerd werden als een griend zijn de bomen dikwijls meerstammig en is de boomlaag dicht. Oude lissen-ooibossen zijn vaak heel gevarieerd en chaotisch, met door overstromingen of ijsgang omgevallen bomen die opnieuw uitschieten.
De kruidlaag bestaat overwegend uit hoog opgaande moerasplanten, ruigtekruiden, klim- en slingerplanten.
Een terrestrische moslaag is doorgaans afwezig, maar daarentegen kunnen de stobben dicht met mos begroeid zijn.
Onderverdeling
In het lissen-ooibos worden in België en Nederland twee sub-associaties onderscheiden.
Sub-associatie menthetosum
Het lissen-ooibos met watermunt is een sub-associatie met een hoge Presentie van moeraswalstro, bitterzoet en watermunt (Mentha aquatica) en als differentiërende soorten penningkruid, blauw glidkruid, moerasvergeet-mij-nietje, moerasandoorn en moeraskruiskruid. Syntaxoncode voor Nederland is 38Aa02a.
Sub-associatie alopecuretosum pratensis
In het lissen-ooibos met grote vossenstaart vinden we daarentegen steeds katwilg, dauwbraam, kleefkruid, kale jonker en grote vossenstaart (Alopecurus pratensis), en zijn gewone engelwortel, gestreepte witbol, gewone hennepnetel, moerasspirea, oeverzegge en bloedzuring differentiërend. Syntaxoncode voor Nederland is 38Aa02b.
Soortensamenstelling
Het lissen-ooibos heeft in Vlaanderen en Nederland geen specifieke kensoorten, doch de meeste kensoorten van de klasse komen er wel in voor, vooral de dominante katwilg en schietwilg.
In de kruidlaag is de grote brandnetel dominant. De associatie kan onderscheiden worden van beide andere associaties in het verbond, het bijvoet-ooibos en het veldkers-ooibos, door de aanwezigheid van moerasplanten als de gele lis, de grote kattenstaart en de scherpe zegge.
De voor België en Nederland belangrijkste soorten zijn:
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
Boomlaag | |||||
kK | >60% | Katwilg | Salix viminalis | ||
kK | >60% | Schietwilg | Salix alba | ||
kK | >40% | Amandelwilg | Salix triandra | ||
kK | >20% | Kraakwilg | Salix fragilis | ||
>20% | Grauwe wilg | Salix cinerea | |||
Struiklaag | |||||
>20% | Eenstijlige meidoorn | Crataegus monogyna | |||
Kruidlaag | |||||
>80% | Grote brandnetel | Urtica dioica | |||
dA | >60% | Gele lis | Iris pseudacorus | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>60% | Bitterzoet | Solanum dulcamare | |||
>60% | Gewone smeerwortel | Symphytum officinale | |||
>60% | Rietgras | Phalaris arundinacea | |||
>50% | Dauwbraam | Rubus caesius | |||
dA | >50% | Grote kattenstaart | Lythrum salicaria | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>50% | Ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
>50% | Moeraswalstro | Galium palustre | |||
>40% | Grote wederik | Lysimachia vulgaris | |||
>40% | Haagwinde | Convolvulus sepium | |||
dS | >40% | Watermunt | Mentha aquatica | Sub-associatie menthetosum | |
>40% | Riet | Phragmites australis | |||
dS | >40% | Penningkruid | Lysimachia nummularia | Sub-associatie menthetosum | |
dS | >40% | Moerasandoorn | Stachys palustris | Sub-associatie menthetosum | |
dA | >30% | Scherpe zegge | Carex acuta | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>30% | Kleefkruid | Galium aparine | |||
dS | >30% | Moerasvergeet-mij-nietje | Myosotis scorpioides subsp. scorpioides | Sub-associatie menthetosum | |
>30% | Hondsdraf | Glechoma hederacea | |||
dA | >30% | Liesgras | Glyceria maxima | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
dS | >30% | Gewone hennepnetel | Galeopsis tetrahit | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | |
dS | >20% | Moeraskruiskruid | Jacobaea paludosa | Sub-associatie menthetosum | |
>20% | Wolfspoot | Lycopus europaeus | |||
dS | >20% | Blauw glidkruid | Scutellaria galericulata | Sub-associatie menthetosum | |
>20% | Kruipende boterbloem | Ranunculus repens | |||
dS | >20% | Moerasspirea | Filipendula ulmaria | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | |
>20% | Kale jonker | Cirsium palustre | |||
>20% | Akkerdistel | Cirsium arvense | |||
dS | >20% | Gewone engelwortel | Angelica sylvestris | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | |
>20% | Fioringras | Agrostis stolonifera | |||
>10% | Grote vossenstaart | Alopecurus pratensis | |||
dA | >10% | Lidrus | Equisetum palustre | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>10% | Hennegras | Calamagrostis canescens | |||
dA | Gele waterkers | Rorippa amphobia | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dS | Gestreepte witbol | Holcus lanatus | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | ||
dS | Oeverzegge | Carex riparia | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | ||
dS | Bloedzuring | Rumex sanguineus | Sub-associatie alopecuretosum pratensis | ||
Moslaag | |||||
- |
Verspreiding en voorkomen
Het lissen-ooibos is te vinden langs de benedenlopen van de grote rivieren in de laaglanden van Noordwest-Europa.
In Nederland komt het vooral voor in de uiterwaarden en binnendijks in poldergebieden van het rivierengebied. Door natuurontwikkeling is deze associatie de laatste jaren in oppervlakte toegenomen en is ze momenteel de meest verspreide associatie binnen de klasse.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Salicetea purpureae (klasse van de wilgenvloedbossen en -struwelen) |
---|
Orde: Salicetalia |