Bijvoet-ooibos
Het bijvoet-ooibos (Artemisio-Salicetum albae) is een associatie uit de klasse van de wilgenvloedbossen en -struwelen, een plantengemeenschap van pioniersoorten die voorkomt in uiterwaarden en op rivierstranden die regelmatig overstromen, en die gedomineerd wordt door smalbladige wilgen.
Bijvoet-ooibos | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Bijvoet-ooibos met zwarte populier | ||||||
Syntaxonomische indeling | ||||||
| ||||||
Associatie | ||||||
Artemisio-Salicetum albae Hommel, Stortelder & Zonneveld, 1999 |
Deze associatie komt in Nederland vrij algemeen voor langs de grote rivieren; in Vlaanderen is ze beperkt tot de Grensmaas.
Naamgeving, etymologie en codering
- Nederlands: Struwelen met smalbladige wilgen langs snelstromende grindrivieren
- Duits: Fazies von Avenella flexuosa mit neube- gründetem jungem Buchenbestand
- Engels: Softwood shrubs with black poplar and willow
- Syntaxoncode (Nederland): 38Aa01
De naam Artemisio-Salicetum albae is afgeleid van de wetenschappelijke namen van twee belangrijke soorten binnen deze associatie, de bijvoet (Artemisia vulgaris) en de schietwilg (Salix alba).
Kenmerken
Algemeen
Het bijvoet-ooibos komt voor in zeer dynamische plaatsen, vlak bij de rivier in uiterwaarden, op rivierstranden langs de grote rivieren en in zoetwatergetijdengebied. De bodem bestaat uit matig fijn tot matig grof, kalkrijk zand, eventueel gemengd met slib. De standplaatsen worden regelmatig overstroomd, maar drogen in de zomer uit wanneer de grondwaterspiegel tot meer dan 50 cm diepte zakt. De werking van het water maakt dat erosie en sedimentatie elkaar afwisselen, en dat het vele aangevoerde strooisel snel mineraliseert.
Buiten hun natuurlijke standplaatsen kan dit bostype ook aangetroffen worden op pas vergraven terreinen op zandbodems.
Structuur
Het bijvoet-ooibos is een pioniersvegetatie met een open, lage boomlaag die niet te onderscheiden is van de struiklaag.
De kruidlaag kan bestaan uit een- en tweejarige planten, of uit meerjarige planten met wortelstokken of bovengrondse uitlopers, afhankelijk van de dynamiek van het ooibos.
Een terrestrische moslaag is doorgaans afwezig, maar bij dichte groei en door de nabijheid van water, ontstaat een milieu met hoge luchtvochtigheid dat zeer gunstig is voor een rijke epifytenbegroeiing.
Onderverdeling
In het bijvoet-ooibos worden in België en Nederland twee sub-associaties onderscheiden.
Sub-associatie populetosum nigrae
Het bijvoet-ooibos met zwarte populier is een sub-associatie waarin de kensoort zwarte populier (Populus nigra) een belangrijke rol speelt. Syntaxoncode voor Nederland is 38Aa01a.
Sub-associatie agrostietosum stoloniferae
Het bijvoet-ooibos met fioringras is een sub-associatie met een belangrijk aandeel van fioringras (Agrostis stolonifera). Syntaxoncode voor Nederland is 38Aa01b.
Soortensamenstelling
Het bijvoet-ooibos heeft in Vlaanderen en Nederland één kensoort, de zwarte populier. Daarnaast komen ook de kensoorten van de klasse in dit bostype voor, vooral de dominante schietwilg en de katwilg.
In de kruidlaag zijn grote brandnetel en ruw beemdgras dominant. De associatie kan onderscheiden worden van beide andere associaties in het verbond, het lissen-ooibos en het veldkers-ooibos, door de aanwezigheid van ruigtesoorten als de akkerdistel, boerenwormkruid en bijvoet, en van pioniersoorten als de grote weegbree, vijfvingerkruid en zilverschoon.
In dit bostype kunnen regelmatig neofyten gevonden worden, zoals het bezemkruiskruid, de late stekelnoot en de reuzenbalsemien.
De voor België en Nederland belangrijkste soorten zijn:
Kensoort | Diff.soort | Presentie | Nederlandse naam | Wetenschappelijke naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
Boomlaag | |||||
kA | >10% | Zwarte populier | Populus nigra | ||
kK | >70% | Schietwilg | Salix alba | ||
kK | >50% | Katwilg | Salix viminalis | ||
kK | >40% | Amandelwilg | Salix triandra | ||
kK | <10% | Bittere wilg | Salix purpurea | ||
kK | <10% | Kraakwilg | Salix fragilis | ||
Struiklaag | |||||
- | |||||
Kruidlaag | |||||
>80% | Grote brandnetel | Urtica dioica | |||
>70% | Ruw beemdgras | Poa trivialis | |||
dS | >60% | Fioringras | Agrostis stolonifera | t.o.v. sub-associatie agrostietosum stoloniferae | |
dA | >60% | Akkerdistel | Cirsium arvense | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>50% | Rietgras | Phalaris arundinacea | |||
>50% | Kruipende boterbloem | Ranunculus repens | |||
>40% | Reukeloze kamille | Tripleurospermum maritimum | |||
>40% | Hondsdraf | Glechoma hederacea | |||
dA | >40% | Bijvoet | Artemisia vulgaris | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
>40% | Dauwbraam | Rubus caesius | |||
dA | >40% | Vijfvingerkruid | Potentilla reptans | t.o.v. andere associaties van het verbond | |
dA | Boerenwormkruid | Tanacetum vulgare | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | Grote weegbree | Plantago major | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | Zilverschoon | Potentilla anserina | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
dA | Akkerkers | Rorippa sylvestris | t.o.v. andere associaties van het verbond | ||
Herik | Sinapsis arvensis | ||||
Bezemkruiskruid | Senecio inaequidens | Neofyt | |||
Late stekelnoot | Xanthium strumarium | Neofyt | |||
Reuzenbalsemien | Impatiens glandulifera | Neofyt | |||
Moslaag | |||||
- |
Verspreiding en voorkomen
Het bijvoet-ooibos is overal te vinden in de laaglanden van Europa langs de grote rivieren.
In Nederland komt het vooral voor langs de Waal, de Gelderse IJssel, de Rijn, de Lek en de Maas, en in het zoetwatergetijdengebied.
In Vlaanderen is deze associatie beperkt tot de vallei van de Grensmaas.
In beide landen is door de natuurontwikkeling van de laatste jaren de associatie in oppervlakte toegenomen.
Bronnen, noten en/of referenties
|
Indeling van de vegetatieklasse Salicetea purpureae (klasse van de wilgenvloedbossen en -struwelen) |
---|
Orde: Salicetalia |