Lagasj

Lagasj[1] of Sirpurla (in wetenschappelijke literatuur vaak Lagaš, Akkadisch: Lagasj, Soemerisch: ŠIR.BUR.LAKIKI), het huidige Tell el-Hiba, ten noordwesten van de samenvloeiing van de Tigris en de Eufraat en ten oosten van Uruk, was een van de oudste en belangrijke steden van het oude Soemer en later Babylonië. Het rijk van Lagasj strekte zich uit van Girsu (het huidige Telloh), waarbij het heiligdom van Ningirsu, dat het religieuze centrum van het rijk vormde, was gelegen, tot Nina (Zurghul) in het moerassige gebied in het zuiden.

Lagasj

Situering
Coördinaten31° 25 NB, 46° 24 OL
Foto's
Ligging van de Soemerische stad Lagasj.
Portaal    Archeologie

Opgravingen

De moderne naam van de ruïnes van Lagasj is Telloh. Het was de eerste opgraving van belang van een Soemerische stad. De Fransman Ernest de Sarzec begon er al in 1877 te graven. Hij leidde er in de periode tot 1900 elf expedities en vond er een groot aantal beeldhouwwerken (onder andere die van Gudea en de stele van de gieren van Eannatum).

Nadien zetten andere Franse onderzoekers het werk voort: Gaston Cros (1903-'09), Henri de Genouillac ('29-'31) en André Parrot ('31-'33) , In 1948 verscheen het standaardwerk Tello van de hand van Parrot. Samen met de voornamelijk Amerikaanse opgravingen van Nippur hebben deze expedities de grondslag gelegd voor onze huidige kennis van de oudste beschaving van de geschreven geschiedenis.

Geschiedenis

De geschiedenis van het rijk van Lagasj kan worden opgedeeld in twee grote perioden: de Eerste en de Tweede dynastie van Lagasj.

Eerste dynastie van Lagasj

Geperforeerd votiefreliëf van Ur-Nanše, stichter van de eerste dynastie gevonden in Girsu (2550–2500 v.Chr., Louvre).

Rond 2520 v.Chr. stichtte Ur-Nanše een nieuwe dynastie in Lagasj. Het is onder zijn regering en die van zijn opvolgers dat men voor de eerst keer goed is ingelicht over de geschiedenis van het land van Soemer, dankzij de talrijke archieven die zijn teruggevonden in Girsu voor deze periode. Lagasj is op dat moment in een quasi permanente strijd verwikkeld met haar noordelijke buur, Umma, over het bezit van een grensgebied. Dit aanhoudende conflict duurt ongeveer drie eeuwen, en Lagasj behaalt evenveel overwinningen als nederlagen. De grootste vorst uit deze periode is Eannatum, die het leger van Umma verplettert en zelf een coalitie die uit het merendeel van vorsten van Mesopotamië bestond verslaat. Lagasj bereikt op dat moment zijn hoogtepunt. Zijn opvolger Enannatum wordt op zijn beurt verslagen door de koning van Umma, maar zijn zoon Entemena wreekt hem en neemt de vijandelijke stad.

Lagasj kent daarop een periode van verval, de laatste vorst uit het huis van Ur-Nanaš Enannatum II werd na enige jaren op de troon verdrongen door een van de priesters van Ninhursag en een tijdlang voeren de priesters een corrupt beleid. Rond 2350 v.Chr., bestijgt een usurpator de troon: Uruinimgina. Hij wenst de sociale rust in het land te herstellen, maar hij lijdt echter een nederlaag tegen koning Lugalzagezi van Umma, en vervolgens verloor Lagasj haar onafhankelijkheid toen ze werd geïncorporeend in het Akkadische rijk van Sargon rond 2340 v.Chr.

Tweede dynastie van Lagasj

Statuette van Gudea van Lagasj gevonden in Girsu (ca. 2120 v.Chr., Louvre).

Het Akkadische rijk stort rond 2200 v.Chr. in en Lagasj herwint zijn onafhankelijkheid, en Ur-Ningirsu I sticht een nieuwe dynastie. Het gaat echter niet om een dynastie in de exacte betekenis van het woord, aangezien de vorsten geen leden van dezelfde familie schijnen te zijn.

Deze periode wordt door de figuur van Gudea beheerst, die regeert rond 2120 v.Chr. Deze vorst is eerder door zijn patronage op artistiek gebied bekend dan door zijn militaire acties, aangezien de enige overwinning op zijn conto een tegen Elam is. Aan Girsu, heeft hij het merendeel van de tempels hersteld, en nieuwe gebouwd, waaronder de tempel voor de god Ningirsu, het Eninnu, die is verwoest door de onhandigheid van de Franse archeologen die opgroeven te Tello. Er zijn daarentegen van zijn regering wel prachtige standbeelden overgebleven. Ze stellen Gudea voor en bevinden zich momenteel in het Louvre. Deze kleine maar charmante beeldjes vormen een hoogtepunt van de Soemerische beeldhouwkunst.

Na de regering van Gudea kende Lagasj een nieuwe periode van verval en wordt rond 2100 in het grote koninkrijk van Ur opgenomen. Na de instorting van dit rijk een eeuw later, probeert een nieuwe dynastie om de grootsheid van Lagasj te doen herleven, maar zij laat zich snel door de naburige koninkrijken onderwerpen. Derhalve neemt Lagasj geen belangrijke plaats meer in in de geschiedenis van Mesopotamië. De steden van het rijk worden verlaten in de 17e eeuw v.Chr., alvorens ze in latere perioden worden hervolkt. Er zijn enkele gebouwen die in de 2e eeuw v.Chr. worden gedateerd, in Girsu teruggevonden, maar de stad wordt kort daarop verlaten, toen Lagasj reeds lang was verlaten.

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Lagaš op Wikimedia Commons.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.