Elam

Elam was in de oudheid een rijk in het zuidwesten van het huidige Iran dat grensde aan Sumer/Babylon.

Elam, rechtsonder op de overzichtskaart van Mesopotamië

Het rijk van de Elamieten, het volk van Elam, heeft een bijzonder lange geschiedenis, waarin zij vaak - soms gewapenderhand, soms door uithuwelijking – betrokken waren in de zaken van hun Mesopotamische buren, de Sumeriërs, de Akkadiërs, de Babyloniërs, de Kassieten, de Assyriërs en de Chaldeeën. De hoofdstad van dit rijk was Susa, gesticht rond 4000 v.Chr.

De Elamieten worden voor het eerst rond 2700 v.Chr. genoemd in de tijd van Mebaragesi, wiens zoon zich overgaf aan Gilgamesj. Elam werd rond 643 v.Chr. door Assurbanipal onderworpen en het land verwoest. Maar ook nadien was er nog sprake van Elamitische vorsten in het laagland. Het hoogland (Fars) was al enige tijd onder Perzisch bewind. In het Perzische rijk was de politieke rol van Elam uitgespeeld, maar het Elamitisch werd nog steeds als officiële taal gehandhaafd. De Elamitische geschiedenis is dus zeker twee en waarschijnlijk drie millennia of nog meer lang.

Geschiedenis

De geschiedenis van Elam kan slechts met stukken en brokken uit meestal vreemde (Mesopotamische) bronnen ontsluierd worden. Er is namelijk maar weinig geschiedschrijving in de eigen Elamitische taal overgebleven. Het schrift werd vooral gebruikt voor administratieve doeleinden. Soms is dat in de eigen taal, maar ook Sumerisch en Akkadisch worden aangetroffen.

De Elamieten speelden al vanaf ten minste het begin van het derde millennium voor Christus een belangrijke rol in het zuidwesten van het huidige Iran, in een streek die bij benadering het huidige Choezistan, het midden van het Zagrosgebergte omspande. Belangrijke steden waren Ansjan (niet ver van het huidige Shiraz, Perzisch: انشان) en Susa (nu Sjoesj). De welvaart die ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van de Elamitische stadstaten was het gevolg van de grote vruchtbaarheid van Susiana en het belang dat het gebied had als doervoergebied tussen het Tweestromenland (Mesopotamië) en de Indusvallei. De lange geschiedenis van Elam wordt gekenmerkt door een voortdurende wisselwerking met het buurland Sumer in Mesopotamië (nu Irak). Deze wisselwerking had soms het karakter van oorlogvoering en soms van culturele uitwisseling, hoewel Elam vaak toch wel de ontvangende, soms ook onderworpen partij was.

De Elamitische geschiedenis wordt meestal in vijf perioden ingedeeld:

Proto-Elamitisch

Uit de vroegste fase (ca. 3100-2600 v.Chr.) zijn nog geen directe schriftelijke bewijzen gevonden waaruit de etnische identiteit vastgesteld zou kunnen worden. Er is echter wel sprake van een naadloze culturele overgang van deze periode naar de volgende (Oud-Elamitische) periode. Het ligt daarom voor de hand dat de dragers van de Proto-Elamitische cultuur in Susiana al Elamieten waren. Naar het voorbeeld van het slechts weinig oudere archaïsche schrift van Sumer ontwikkelde zich het tot dusver niet ontcijferde Proto-Elamitische beeldschrift dat gebruikt werd in de administratie van de lokale tempeleconomie. Vondsten hiervan dateren vooral uit de periode 3050 tot 2800 v.Chr.

Oud-Elamitisch

De Oud-Elamitische tijd van ca. 2600 tot 1500 v.Chr. omvat de Elamitische dynastieën van Anwan, Simaš en de Epartiden. Vanaf het rijk van Akkad (2340-2200 v.c.) raakte Elam in toenemende mate onder invloed van de Mesopotamische buren. Er volgde een korte tijd van onafhankelijkheid onder koning Puzur-Inšušinak (rond 2200 v.c.). Daarna herwon de Derde dynastie van Ur opnieuw de overhand (rond 2100). De Elamieten waren echter in aanzienlijke mate verantwoordelijk voor de ondergang van dit vorstenhuis. Ook onder het machtige rijk van Hammurabi en zijn opvolgers wist Elam een zekere mate van onafhankelijkheid te bewaren.

In de Oud-Elamitische periode ontwikkelde Elam zijn eigen strepenschrift, hoewel dat slechts korte tijd (rond 2200 v.Chr.) gebruikt is. Verder pasten zij het spijkerschrift van de buren aan hun eigen behoeftes aan en zo ontstond een in de loop van de tijd sterk veranderd Elamitisch spijkerschrift. Zie hieronder voor meer details.

Midden-Elamitisch

Tot de Midden-Elamitische periode wordt de tijd van rond 1500-1000 v.Chr. gerekend. Onder de dynastieën der Igehalkiden en Šutrukiden beleefde Elam een bloeiperiode. Als het hoogtepunt daarvan kan de stichting van de nieuwe hoofdstad Dur-Untaš (het huidige Tšogha Zambil) onder Untaš-Napiriša beschouwd worden. Hij liet ons een ziggurat na die wel als de best bewaarde van het gehele Nabije Oosten beschouwd wordt. De Babyloniërs onder Nebukadnezar I maakten een einde aan deze periode.

Nieuw-Elamitisch

De Nieuw-Elamitische tijd omvat de periode van ong. 1000-500 v.Chr. In deze tijd kwam een tijdlang (760-640 v.c.) Elam opnieuw tot bloei onder het zgn. Nieuwelamitische Rijk. Dit rijk kreeg echter veel te stellen met de Iraanse volkeren die in het gebied doordringen en uiteindelijk maakten de Assyriërs in 643 v.Chr. een eind aan het rijk. Assurbanipal liet na de verovering zout op de akkers strooien ten teken dat hij geen herstel wilde. Toch is er daarna nog enige tijd sprake van Elamitische vorstendommen met name in het laagland en in het hoogland van Fars, dat door de Perzen beheerst werd, leefden Perzen en Elamieten lange tijd in vrede naast elkaar. Zelfs mensen die daar in Elamitisch schreven, beschouwden zichzelf als Perzen.[1] De Perzen hebben waarschijnlijk veel aan hun Elamitische leermeesters te danken.

Perzische tijd

De Assyrische overheersing werd afgelost door het Nieuw-Babylonische rijk en dat weer door het Perzische rijk van de Achaemeniden. In de periode 550-330 maakte Elam daar deel van uit en kwam opnieuw tot een zekere bloei. Het Elamitisch werd door de Perzen tot een van de vier nationale talen van het rijk verheven naast het Perzisch, het Akkadisch en het Aramees. De staatsbureaucatie van Persepolis en Susa was goeddeels in Elamitische handen en het was in deze taal dat de boekhouding gedaan werd. De oude hoofdstad van Elam (Susa) kreeg een groot nieuw paleis en werd hoofdstad van het gigantische Perzische rijk.

Ondergang

Vanaf 350 v.Chr. verdwijnt het geschreven Elamitisch voorgoed. Onder de Grieken en hun Parthische en Sassanidische opvolgers speelde het geen rol meer. Men vermoedt echter dat het nog tot aan het eind van het eerste millennium na Chr. in Choestestan gesproken is. De gegevens daarover zijn echter omstreden. Wel kende de Nestoriaanse kerk nog tot in the 14e eeuw een kerkprovincie die Elam heette.

Cultuur

Zilveren beker uit Izeh, Khuzestan met linear-Elamitische inscriptie. Laat 3e millennium v.Chr. Nationaal Muzeum van Iran.

In neolithische tijd kende dit gebied de Obeidcultuur en later gelijken de vondsten op die van de Uruk-tijd. Er ontstonden al vroeg steden. Susa werd rond 4000 v.Chr. gesticht. Al spoedig echter is er sprake van een eigen cultuur en Elam heeft bijzonder lang dit eigen karakter weten te behouden. De Elamieten ontwikkelden een eigen schrift en een eigen systeem van troonopvolging, het sukkalmah-stelsel. Hoewel de vondsten uit Elam vaak niet zo spectaculair zijn als uit het naburige Sumerië en er heel veel uitwisseling en contact geweest is, is de Elamitische cultuur tot in de Perzische tijd herkenbaar gebleven. De Perzen hebben lange tijd (van ca. 1000 tot 500 v.Chr.) met de Elamieten samengeleefd. Hoewel er niet zoveel over deze tijd bekend is, dringt het besef steeds meer door dat de Perzische cultuur veel aan de Elamitische te danken heeft.

Taal

De Elamieten hebben zowel het vroege pictografische schrift als het latere spijkerschrift van hun buren overgenomen. Veel documenten zijn echter nog onvertaald. Elamitisch is een moeilijke taal omdat de oorsprong ervan bijna net zo raadselachtig is als die van het Sumerisch.

Het Sumerisch werd al rond 2000 v.Chr. niet meer gesproken en ook de taal die het als spreektaal verving, het Akkadisch, werd later door het Aramees verdrongen. Het Elamitisch is echter waarschijnlijk nog tot diep in het eerste millennium na Chr. gesproken.

Benaming van land en volk

De Elamieten duidden zelf hun land aan met haltamti of hatamti. De Sumerische buren maakten daar echter elama van. Daaruit ontwikkelde zich de Semitische aanduidingen elamtu (Akkadisch) en elam (Hebreeuws). Hoe de Elamieten hun eigen taal noemden is niet bekend. De moderne aanduiding Elamitisch gaat terug op Archibald Sayce die in 1874 de Engelse aanduiding elamite baseerde op het Akkadische voorbeeld.

Religie

Elam heeft altijd uit twee voornaamste delen bestaan, het laagland rond de stad Susa en het hoogland van Anšan. De koningen van Elam noemden zich dan ook meestal "koning van Anšan en Susa". Ook de godenwereld weerspiegelt dit verschil. De beschermheer van Anšan was de god Napiriša, terwijl de beschermheer van Susa Inšušinak heette. Samen met de grote godin Kiririsha vormden zij de voornaamste triade van het Elamitische pantheon.[2]

Daarnaast werden er een aanzienlijk aantal andere goden en godinnen vereerd. Deze goden en godinnen waren deels regionaal van aard, maar de koningen deden in de loop van de geschiedenis pogingen ze in alle delen van hun rijk ingang te doen vinden.[3]

  • Nahhunte, Hutran, Pinikir, Humban, Kirmashir (Awan).
  • Hishmitik, Ruhurater (Shimashki)
  • Napirisha, Kiririsha, Simut, Kilah-Shupir, Sili-qatru, Upurkupak (Anshan)
  • Inshushinak, Ishmekarab (god, niet godin), Lagamar of Lagamal, Shati, Lali (Susa)
  • Mashti, Tepti , (Mâlamîr)
  • Shashum, (Kesat)

Over de mythologie is in het algemeen niet erg veel bekend. Er zijn geen documenten met mythologische inhoud gevonden, maar er zijn wel administratieve documenten die een toelevering van voor de cultus nodige bevoorrading vermelden, en zo zijn we zijdelings enigszins op de hoogte . Een belangrijk element dat nog tot in de tijd van Darius en Xerxes een rol speelde was de šup of (later) šip.[1] Dit was een feestmaaltijd waarbij geslacht werd. Waarschijnlijk vielen deze feestmalen in de winter, wanneer voer voor het vee nijpend werd. De šip werd waarschijnlijk gehouden in een husa, een boomheiligdom in de open lucht. De koning of lokale vorst speelde er een belangrijke rol in en een van de kernpunten van de cultus was de overdracht van kitin van de godheid op de vorst. In Kul-e-Farah is het bijvoorbeeld de (plaatselijke?) god Tiruntur, de bahir sunkipri (beschermer der koningen) die kitin verleent. Kitin betekent zoiets als bescherming, zegen, goddelijke goedkeuring, goddelijk recht om te heersen, maar het heeft ook een magische connotatie. De koning kon zijn kitin plaatsen over een inscriptie. Dit was een soort vloek voor mensen die de inscriptie negeerden of beschadigden.

Tempels

De bouw (kuši-) van tempels of het ruimen (sarra-) van puin of oude muren en het herbouwen en renoveren (pepši-) van tempels en tempelcomplexen waren belangrijke uitdrukkingen van 's konings vroomheid. Ook het plaatsen (šari-) van beelden van edelmetaal of het aanbrengen van geglazuurde versieringen (rabra-) behoorden daarbij. Tempels werden opgetrokken van baksteen en na verloop van tijd trad verval in. Het was niet alleen een daad van vroomheid de tempel te herstellen, maar ook om de koningen die dat vroeger gedaan hadden te vermelden. Vaak sprak men een vloek uit over het nageslacht als zij nalieten dit te doen.[4]

Export

In talrijke spijkerschrift tabletten wordt bitumen onder de benaming 'esir-é-a' in verband gebracht met de bouw van tempels, paleizen, reservoirs, waterwerken, toiletten, dammen en wegen. Er vond een belangrijke export plaats vanuit Elam en uit de bergen van Magda. In oude contracten en bestellingen wordt gesproken van hoeveelheden tussen de 800 en 7000 kilogram.

Er was een constante handelsverbinding over zee met de Indusbeschaving.

Zie ook

Zie de categorie Elam van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.