Julius Evola

Giulio Cesare Andrea Evola (Rome, 19 mei 1898 – aldaar, 11 juni 1974, uitspraak Evola), bekend als Julius Evola of Baron Evola, was een Italiaanse filosoof, dadaïstisch schilder, dichter en esotericus. Evola kan als een groot criticus van de moderniteit en de Westerse beschaving binnen datzelfde tijdperk worden gezien, zoals door hem uiteengezet in Rivolta contro il mondo moderno (vertaald als Revolt Against the Modern World (Opstand tegen de moderne wereld)[4]).

Julius Evola
Persoonsgegevens
NaamGiulio Cesare Andrea Evola
Geboren9 mei 1898
Overleden11 juni 1974
LandItalië
FunctieFilosoof
Oriënterende gegevens
StromingTraditionalisme
Beïnvloed doorGuénon[1], Plato, Nietzsche[2], Stirner, Jünger, Spengler[2], Kant[3], Schopenhauer[3]
BeïnvloeddeDoegin, Eliade
Portaal    Filosofie

Hedendaags worden de denkbeelden van Evola doorgaans als controversieel bestempeld. Hij was uitgesproken anti-progressivistisch, anti-parlementair en hij was tevens spiritueel racist.[5][6] Zijn wereldbeschouwing is onder andere te duiden als aristocratisch, patriarchaal, heroïsch, anarchistisch en reactionair. Evola voerde het woord boreaal in voor een door hem veronderstelde deels noordelijke oorsprong van een blanke beschaving.[7][8]

Kritiek op de moderniteit

In een van zijn hoofdwerken, getiteld Rivolta contro il mondo moderno (vrij vertaald: 'Opstand tegen de moderne wereld'), analyseert Evola de spirituele en culturele crisis waarin de Westerse beschaving volgens hem terecht is gekomen sinds de Renaissance en Verlichting.

Politieke opvattingen en activiteiten

Het werk van Evola wordt regelmatig afgedaan als fascistisch. Maar het traditionalisme is onverenigbaar met de moderniteit. Vanwege zijn uitgesproken anti-progressivistische (anti-vooruitstrevende) karakter kan hij politiek gezien het beste worden begrepen als een reactionair. Logischerwijs stond Evola kritisch ten opzichte van alle drie de (grote) moderne politieke theorieën, omdat het (1) liberalisme, (2) communisme en (3) fascisme bij uitstek modern zijn.[9] Want deze drie theorieën zijn allemaal progressistisch: alle drie zijn optimistisch en uiteindelijk gericht op een utopisch einddoel[10], wat incommensurabel is (niet samen kan gaan) met de tijdsopvatting van kosmische cycli met onherroepelijk verval.

Fascisme heeft een overlap met traditionalisme. Historicus Roger Griffin stelt dat fascisme behoorlijk eclectisch kan zijn en schrijft verschillende kenmerken toe aan fascisme, waaronder a cult of tradition (een verering van de traditie) en the rejection of modernism (de afwijzing van moderniteit), met nog elf andere kenmerken.[11] Griffin schrijft in een voorwoord van een later werk Modernism and Fascism dat fascisme "(..) far from being intrisically anti-modern" (helemaal niet van zichzelf antimodern) is, en verder dat "fascism only rejects 'the allegedly degenerative elements of the modern age', and that its 'thrust towards a new type of society' means that 'it represents an alternative modern rather than a rejection of it'. (Vertaling: Fascisme wijst alleen maar de beweerde verziekende kanten van de moderne tijd af, en zijn streven naar een nieuw soort samenleving betekent dat het meer een ander soort moderniteit is dan een afwijzing ervan.)[12] Evola was zelf ook van mening dat het fascisme niet echt traditionalistisch was, en dus niet wezenlijk anti-modern was.[13][14][15]

Toch zag Evola kansen in het fascisme en nationaalsocialisme. Hoewel hij kritisch was over bepaalde aspecten, zoals hierboven beschreven, onder meer het biologisch racisme, zag hij in het Derde Rijk de mogelijkheid tot de terugkeer van een imperium, soortgelijk aan het Romeinse Imperium en het Heilige Roomse Rijk. Hij sympathiseerde van de Partito Nazionale Fascista maar werd geen lid. Hij vond dat de partij te graag compromissen sloot. In de jaren 1937-38 zocht hij, als bewonderaar van Heinrich Himmler, toenadering tot de nazi's, al ging het völkische (volkse) in hun ideologie in tegen zijn aristocratisme en had hij ook bezwaar tegen hun biologisch materialisme, terwijl er omgekeerd argwaan was tegen zijn supranationalisme. Naarmate de pan-Europese strekking door oorlogsbelangen de bovenhand kreeg, wist Evola vanuit Italië beter zijn plaats te vinden in invloedrijke nazi-kringen. Na het afzetten van Mussolini vluchtte hij in 1943 naar Duitsland. Toen ook Mussolini over de grens wist te raken, hielp Evola hem verwelkomen in Hitlers Wolfsschanze en droeg hij bij aan de kortstondige Italiaanse Sociale Republiek.

Antisemitisme

Evola erkent de Abrahamistische religies als waardevolle tradities en stelde dat men spirituele realisatie kon bereiken middels deze drie religies. In navolging van Otto Weininger was Evola weliswaar geen aanhanger van een biologisch antisemitisme, maar meende hij wel dat het jodendom door een spirituele crisis decadent was geworden. Evenals Schopenhauer en Nietzsche[16] was Evola van mening dat Semitische theïsmen niet thuishoorden in Europa en onherroepelijk zouden leiden tot 'het Europese nihilisme'. Zijn opvattingen waren niet gespeend van contradicties. Hij ontkende het bestaan van een Joodse samenzwering maar schreef dat de Protocollen van de wijzen van Sion - vervalsing of niet - een accurate reflectie van de moderniteit boden en een occult oorlogsplan bevatten. Hij riep op zich niet over te geven aan haatuitingen, maar polemiseerde tegen Einstein, Freud, Mahler en Tzara en droeg in 1942 bij aan de brochure "De joden hebben de oorlog gewild".

Oeuvre

De boeken Rivolta contro il mondo moderno ('Opstand tegen de moderne wereld'), Gli uomini e le rovine ('Mensen tussen de ruïnes') en Cavalcare la Tigre ('De tijger berijden') worden als de belangrijkste trilogie van Evola's werken beschouwd. Evola's wereldbeeld is beschreven als 'een van de meest radicale en samenhangende anti-egalitaire, antiliberale, antidemocratische en antipopulaire systemen in de twintigste eeuw'.[17] Veel van zijn theorieën en geschriften zijn gebaseerd op zijn eigenaardig spiritualisme en mysticisme.

Invloed

Evola's werk was van invloed op fascisten. De rassenleer die hij uiteenzette in zijn Sintesi di dottrina della razza (1941) werd door Mussolini aangenomen als officiële doctrine. Na de oorlog bleef hij invloedrijk in kringen van neofascisten. Op een proces in 1951 verdedigde hij zich door te zeggen dat hij potentie had gezien in de beweging en haar fouten had willen hervormen. Hij bekwam vrijspraak. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben veel stromingen zoals Radicaal Traditionalisten, Nieuw Rechts, Conservatief Revolutionairen, fascisten en derdepositiegroepen inspiratie van hem opgedaan. Het uiterst-rechtse gebruik van de term boreaal gaat terug op Evola's geschriften.[18]

Publicaties (selectie)

  • Arte Astratta, posizione teorica, 1920
  • La parole obscure du paysage intérieur, 1921 (gedicht)
  • Saggi sull'idealismo magico, 1925
  • L'individuo e il divenire del mondo, 1926
  • L'uomo come potenza, 1927
  • Teoria dell'individuo assoluto, 1927
  • Imperialismo pagano, 1928
    • Heidnischer Imperialismus, 1933
  • Fenomenologia dell'individuo assoluto, 1930
  • La tradizione ermetica, 1931
  • Maschera e volto dello spiritualismo contemporaneo, 1932
  • Rivolta contro il mondo moderno, 1934
    • Erhebung wider die moderne Welt, 1935
  • Tre aspetti del problema ebraico, 1936
  • Il mistero del Graal, 1937
  • Il mito del sangue. Genesi del razzismo, 1937
  • Die arische Lehre von Kampf und Sieg, 1941 (voordracht gehouden in het Kaiser Wilhelm-Institut van Rome op 7 december 1940)
  • Indirizzi per una educazione razziale, 1941
  • Sintesi di dottrina della razza, 1941
    • Grundrisse der faschistischen Rassenlehre, 1943
  • Reich und Imperium als Elemente der neuen europäischen Ordnung[dode link], in: Europäische Revue, 1942, nr. 2, p. 69 e.v.
  • La dottrina del risveglio, 1943
  • Lo Yoga della potenza, 1949
  • Orientamenti, 1950
  • Gli uomini e le rovine, 1953
  • Metafisica del sesso, 1958
  • L'«Operaio» nel pensiero di Ernst Jünger, 1959
  • Cavalcare la tigre, 1961
  • Il cammino del cinabro, 1963
  • Il Fascismo. Saggio di una analisi critica dal punto di vista della destra, 1963
  • L'arco e la clava, 1968
  • Raâga Blanda, 1969
  • Il taoismo, 1972
  • Ricognizioni. Uomini e problemi, 1974

Bronvermelding

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.