Leljacana

Jacana’s hebben lange poten met extreem lange tenen, waarmee ze over drijfplanten kunnen lopen zonder weg te zakken. Het verenkleed is zwart en kastanjebruin. Aan de snavel bevinden zich grote rode lellen. Het vrouwtje wordt groter dan het mannetje en weegt ongeveer 150 gram, maar het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De lichaamslengte bedraagt 17 tot 25 cm[2] en het gewicht 90 tot 150 gram.

Hun voedsel van deze standvogel bestaat voornamelijk uit insecten en andere kleine waterdieren, maar ook zaden van rijstplanten staan op het menu.

Het nest wordt gebouwd op drijvende vegetatie door het mannetje. Hij bebroedt de eieren en brengt de jongen groot. Het territorium wordt door het vrouwtje tegen indringers verdedigd.

Deze soort komt voor in zuidelijk Midden-Amerika en het noordoosten van Zuid-Amerika en telt 6 ondersoorten:

• J. j. hypomelaena: van het westelijke deel van Centraal-Panama tot noordelijk Colombia.
• J. j. melanopygia: van westelijk Colombia tot westelijk Venezuela.
• J. j. intermedia: noordelijk en centraal Venezuela.
• J. j. scapularis: westelijk Ecuador en noordwestelijk Peru.
• J. j. peruviana: noordoostelijk Peru en noordwestelijk Brazilië.
• J. j. jacana: van Trinidad, zuidelijk Colombia en zuidelijk Venezuela door de Guyana's tot oostelijk Bolivia, noordelijk Argentinië en Uruguay.