Hongaarse naamvallen en uitgangen

Hongaarse naamvallen en uitgangen (achtervoegsels of suffixen) geven in de meeste gevallen de grammaticale functie van een woord in een zin aan. De verschillende uitgangen kunnen in veel gevallen achter elkaar worden "geplakt", vandaar dat Hongaars een agglutinatieve taal wordt genoemd. Woorden kunnen daardoor lang worden. Het Hongaars heeft een twintigtal naamvallen.

Er zijn twee categorieën van uitgangen te onderscheiden: de verbuigingsuitgangen en de afleidingsuitgangen.

De verbuigingsuitgangen hebben een functie bij de vorming van naamvallen, de lokaalsuffixen (naamvalachtige uitgangen voor plaats en richting), de vorming van meervouden, en de bezitsaanduidingen.
De afleidingsuitgangen spelen een rol bij de woordvorming, waarbij bijvoorbeeld werkwoorden omgevormd worden tot naamwoorden of naamwoorden tot werkwoorden.

Verbuiging

De verbuigingsuitgangen worden geplaatst achter naamwoorden, zoals zelfstandige naamwoorden en zelfstandig gebruikte naamwoorden. Er zijn uitgangen voor de naamvallen[1]

Voorbeelden van uitgangen zijn die voor het meewerkend voorwerp, voor het lijdend voorwerp en de multiplicatief:

  • De uitgang voor het meewerkend voorwerp, de (3de naamval of datief): -nak/-nek = aan, voor.
    Voorbeelden: A napnak = Aan/Voor de zon, A kertnek = Aan/Voor de tuin, A bőröndnek = Aan/Voor de koffer
  • De uitgang voor het lijdend voorwerp, de (4de naamval of accusatief): -ot/-et/-öt, of bij verlagende stammen: -at/-et, of bij overige woorden eindigend op een klinker of op een bepaalde medeklinker: -t
    Voorbeelden: Napot = Dag, zon, Kertet = Tuin, Bőröndöt = Koffer; Barátot = Vriend
  • De multiplicatief: -szor/-szer/-ször = maal, keer wordt geplaatst achter telwoorden.
    Voorbeelden: Hányszor? = Hoeveel keer? Hoevaak?, Nyolcszor = Acht maal, Kétszer = Twee maal, Ötször = Vijf maal

De "lokaalsuffixen" vormen een grote groep naamvallen, die betrekking hebben op plaats en richting. Hiertoe behoren onder andere:

  • de inessief: -ban/-ben = in.
    Voorbeelden: A házban = In het huis, Debrecenben = In Debrecen
  • de elatief: -ból,-ből = uit.
    Voorbeelden: A házból = Het huis uit, Debrecenből = Debrecen uit
  • de superessief: -on/-en/-ön, of -n (bij woorden eindigend op een klinker) = op.
    Voorbeelden: Az asztalon = Op de tafel, A széken = Op de stoel, A földön = Op de grond, Budapesten = In Boedapest
  • de terminatief: -ig = tot (voor zowel plaats als tijd).
    Voorbeelden: Budapestig = Tot Boedapest, ötig = Tot vijf (uur).

Meervoud

Het meervoud van onder andere het zelfstandig naamwoord worden gevormd met uitgangen.[2][3] Deze zijn standaard: -ok/-ek/-ök, waarbij de uitgang zoals gebruikelijk wordt gekozen volgens de regels van de klinkerharmonie. Als het woord, waarachter de uitgang wordt geplaatst, eindigt op een klinker, dan vervalt bij de meervoudsuitgang de instabiele beginklinker. Verder wordt de instabiele beginklinker beïnvloed door het woord, waarachter de uitgang wordt geplaatst. Als het woord "verlagend" is, dan ontrondt de beginklinker. De keuze van de uitgang is dan niet -ok/-ek/-ök, maar wordt dan: -ak/-ek. Bijvoeglijke naamwoorden zijn vrijwel alle verlagend.

Voorbeelden standaard meervouden: (napok = dagen; kertek = tuinen; bőröndök = koffers; barátok = vrienden).
Voorbeelden meervouden achter een klinker: autók, leckék = lessen, fésűk = kammen.
Voorbeelden meervouden bij een verlagende stam: orrak = neuzen, fülek = oren
Voorbeelden meervouden bij bijvoeglijke naamwoorden: a pirosak = de rode (mv.); a zöldek = de groene (mv.)

Bezit

Hongaarse bezitsuitgangen, enkelvoudig bezit
uitgang of suffix standaardvorm na
verlagende
stam
na klinker
niet-verlagende
stam
possessief 1ste pers. e.v. -om/-em/-öm -am/-em -m
possessief 2de pers. e.v. -od/-ed/-öd -ad/-ed -d
possessief 3de pers. e.v. -a/-e, -ja/-je -ja/-je
possessief 1ste pers. m.v. -unk/-ünk -nk
possessief 2de pers. m.v. -otok/-etek/-ötök -atok/-etek/-etök -tok/-tek/-tök
possessief 3de pers. m.v. -uk/-ük,-juk/-jük -juk/-jük

Bezitsuitgangen (possessiefsuffixen)[4][5] worden gebruikt om de persoon van de bezitter aan te geven. Ook is er onderscheid tussen de uitgangen voor enkelvoudig en voor meervoudig bezit.

Voorbeelden enkelvoudig bezit: napom = mijn dag; bőröndöd = jouw koffer
Voorbeelden meervoudig bezit: kertjeim = mijn tuinen; barátaid = jouw vrienden

Werkwoordvervoeging

Bij de vervoeging van werkwoorden worden achter de stam van het werkwoord uitgangen gebruikt. Bij de verschillende tijden en wijzen worden nog "tekens" geplaatst voor de uitgangen. De uitgangen zijn gewoonlijk afhankelijk van de klinkerharmonie en van de laatste letter van de werkwoordstam. Bezitsuitgangen en persoonsuitgangen lijken voor een deel sterk op elkaar. Bij de vervoeging van werkwoorden[6][7] worden uitgangen gebruikt die volgende zaken kunnen weergeven:

  1. de persoon en het getal (dit deel van de uitgang staat achteraan)
  2. wijze en de tijd. De tegenwoordige tijd van de aantonende wijs heeft geen eigen teken. De verleden tijd en de andere wijzen hebben een teken, dat staat achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang.
  3. de bepaaldheid van het lijdend voorwerp: de onbepaalde en de bepaalde vervoeging hebben ieder hun eigen uitgangen.

De "tekens" worden niet tot de uitgangen gerekend, maar gaan er wel mee samen:

  1. teken voor de verleden tijd: -t-,-ott-/-ett-/-ött- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang
  2. teken voor de voorwaardelijke wijs: -ná-/-né- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang
  3. teken voor de aansporende of gebiedende wijs: -j- achter de stam en voor de eventuele verdere uitgang

Woordvorming

Ook voor de woordvorming worden uitgangen gebruikt.[8].

Voorbeeld van vorming van een bijwoord: jól = wel, goed; magyarul = Hongaars, op z'n Hongaars; görögül = Grieks, op z'n Grieks
Voorbeeld van vorming van een zelfstandig naamwoord: barátság = vriendschap; segítség = hulp, borász = wijnbouwer, oenoloog
Voorbeeld van vorming van een bijvoeglijk naamwoord: barátos = vriendelijk; ismeretlen = onbekend, debreceni = van Debrecen

Volgorde van de uitgangen

De Hongaarse uitgangen kunnen in een bepaalde volgorde achter de woordstam geplaatst worden. In verband met de plaatsing achter de absolute stam kunnen de uitgangen en naamvallen onderscheiden worden in twee groepen.[9] De uitgangen van groep 1 worden geplaatst vóór die van groep 2. De uitgangen van groep 2 kunnen ook direct achter de absolute stam worden geplaatst.

stam uitgangen van
groep 1 groep 2
  • stabiel + niet verlagend,
  • stabiel + verlagend,
     
  • alternerend + verlagend,
  • alternerend + niet verlagend.
  • nominatief enkelvoud, absolute stam
    de stam zonder uitgang, dus zoals deze verschijnt in het woordenboek
  • nominatief meervoud (-ok/-ek/-ök, -ak)
  • bezitter (-é)
  • 3de persoon bezitsuitgang enkelvoud (-a/-e, -ja/-je)
  • 3de persoon bezitsuitgang meervoud (-ai/-ei, -jai/-jei)
  • accusatief (-ot/-et/-öt, -at)
  • datief (-nak/-nek)
  • instrumentalis, comitatief (-val/-vel)
  • causalis-finalis (-ert)
  • translatief (-vá/-vé)
  • terminatief (-ig)
  •  (overige uitgangen)

Uitgangen en naamvallen

Hongaarse naamvallen en uitgangen
groep suffix: stam:
uitgangen,
naamvallen
standaard verlagend eindklinker +
niet-verlagend
lokaalsuffix ablatief -tól,-től
syntactische naamval accusatief -ot,-et,-öt -at,-et -t
lokaalsuffix adessief -nál,-nél
lokaalsuffix allatief -hoz,-hez,-höz
instrument,
doel en
resultaat
associatief
(comitatief)
-ostul,
-estül,
-östül
-astul,
-estül
-stul,
-stül
instrument,
doel en
resultaat
causalis-finalis -ért
syntactische naamval datief -nak,-nek
lokaalsuffix delatief -ról,-ről
restgroep distributief -onként,
-enként,
-önként
-anként,
-enként
-nként
-onkint,
-enkint,
-önkint
-ankint,
-enkint
-nkint
tijdssuffix distributief-
temporalis
-onta,-ente,-önte -nta,-nte
lokaalsuffix elatief -ból,-ből
restgroep essief
essief-modalis
-ul,-ül -l
restgroep formalis -ként
-képp
-képpen
lokaalsuffix illatief -ba,-be
lokaalsuffix inessief -ban,-ben
instrument,
doel en
resultaat
instrumentalis,
sociatief,
(comitatief)
-val,-vel[10]
multiplicatief -szor,-szer,-ször
syntactische naamval nominatief ø
lokaalsuffix sublatief -ra,-re
lokaalsuffix superessief -on,-en,-ön -n
tijdssuffix temporalis -kor
tijdssuffix terminatief -ig
instrument, doel
en resultaat
translatief -vá,-vé[11]

De uitgangen[12] worden gebruikt in het geval van

  1. syntactische naamvallen (nominatief, datief, accusatief)
  2. uitgangen van plaats en richting (ook wel: lokaalsuffixen)
  3. uitgangen voor modaliteit.

Naamvalsuitgangen worden onder andere toegepast bij:

  • zelfstandig gebruikte telwoorden
    voorbeelden: hármas = nummer drie, a hármast kérem = ik wil de nummer drie; több = meer, többet nem iszom = meer drink ik niet

De te kiezen juiste vorm van de uitgang hangt af van:

  • de stam: het type van de stam, waarachter de uitgang wordt geplaatst
    • standaard, of
    • eindigend op een klinker, of
    • verlagend
  • de uitgang: het type uitgang
    • aantal mogelijke vormen (1-harmonisch, 2-harmonisch, 3-harmonisch)
    • veranderlijkheid
    • beginnend met een instabiele klinker, of
    • beginnend met een assimilerende v-,
  • klinkerharmonie: de regels van de klinkerharmonie.

Op grond van het gedrag bij klinkerharmonie zijn er zijn drie typen uitgangen te onderscheiden:

  1. drie harmoniserende uitgangen, zoals -hoz,-hez,-höz, -szor/-szer/-ször of -ok/-ek/-ök,
  2. twee harmoniserende uitgangen, zoals -nak/-nek of -val/-vel
  3. onveranderlijke uitgangen, zoals -kor, -ig of -ért

Syntactische naamvallen

De syntactische naamvallen omvatten in het Hongaars:

De 2de naamval ontbreekt in het Hongaars. De functie daarvan worden overgenomen door de bezitsuitgangen.

De 3de naamval wordt aangegeven door -nak/-nek achter de stam te zetten; er zijn twee stabiele harmonische vormen.

Voor de uitgangen van de 4de naamval zijn er drie situaties:

  1. Bij niet-verlagende stammen die eindigen op een medeklinker wordt de accusatief aangegeven door de standaarduitgangen -ot/-et/-öt
    Voorbeelden zijn: napot = dag, zon, bőröndöt = koffer
  2. Bij een verlagende stam worden de beginklinkers van de uitgangen verlaagd tot -at/-et (bijvoorbeeld achter meervoudsuitgangen, bezitsuitgangen, zelfstandig gebruikt bijvoeglijke naamwoorden en achter veel zelfstandige naamwoorden; zie ook woordenboek)
    Voorbeelden zijn: fogat = tand, fület = oor
  3. De uitgang wordt -t (en vervalt dus de instabiele beginklinker)
    • bij de overige stammen, waarbij de stam eindigt op een klinker,
    • achter een niet-verlagende stam, eindigend op een klinker plus -sz, -z, -s, -zs, -j, -ly, -l, -r, -n, -ny, ssz, zz, ss, ll, rr, nn, nny, ns, nsz en nz.
    Voorbeelden zijn: kocsit = auto, fésűt = kam, kést = mes

De drie syntactische naamvallen (de nominatief, de datief en de accusatief) staan in onderstaande tabel. Ze worden veelal toegepast bij naamwoorden, zoals zelfstandige naamwoorden, aanwijzende en vragende voornaamwoorden. In onderstaande tabel staan ze in combinatie met enkele voornaamwoorden, omdat deze soms op speciale wijze worden gevormd.

Hongaarse syntactische naamvallen en aanwijzende en persoonlijke voornaamwoorden
syntactische naamvallenvoornaamwoorden: ↓
naamvalgebruikuitgang persoonlijk vnw.aanwijzend vnw.vragend vnw.
1ste naamval,
nominatief
onderwerp
(subject)
ø
 1.
 2.
 3.
 "
 "
én
te
ő
Ön
Maga
11.
22.
33.
 "
 "
mi
ti
ők
Önök
Maguk
ev.azez
mv.azokezek
datdit
diedeze
ev.mi?ki?
mv.mik?kik?
wat?wie?
3de naamval,
datief
"aan"/"voor"
meewerkend
voorwerp
-nak/-nek 
 1.
 2.
 3.
 "
 "
nekem
neked
neki
Önnek
Magának
11.
22.
33.
 "
 "
nekünk
nektek
nekik
Önöknek
Maguknak
minek?annakennek
miknek?azoknakezeknak
waarvoor?
waartoe?
daarvoorhiervoor
ev.
mv.
minek?
miknek?
kinek?
kiknek?
waarvoor
aan wat?
voor wie?
aan wie?
4de naamval,
accusatief
lijdend
voorwerp
(object)
-ot/-et/-öt 
(-at/-et )
(-t) 
 1.

 2.
 3.
 "
 "
engem

téged
őt
Önt
Magát
11.

22.
33.
 "
 "
bennünket,
minket
titeket
őket
Önöket
Magukat
mit?aztezt
miket?azokatezeket
wat?dat
die
dit
deze
ev.mit?kit?
mv.miket?kiket?
wat?wie?

De vorm van de uitgangen voor het lijdend voorwerp zijn afhankelijk van de stam, waarachter ze geplaatst worden. Bij verlagende stammen zijn er slechts 2 vormen om uit te kiezen, en achter een klinker en achter bepaalde medeklinkers (van niet verlagende stammen) vervalt de beginklinker van de uitgang. Zie voor verdere toelichting hierboven.

Naamvallen voor plaats en richting

Uitgangen van plaats en richting (lokaalsuffixen) worden gebruikt in de plaats waar in het Nederlands bepaalde voorzetsels (in, op, bij, ...) staan. Ze kunnen systematisch worden ingedeeld in groepjes van drie, waarbij onderscheid is tussen:

  • de richting ernaartoe (antwoord op de vraag: hová? = waarheen?),
  • de aanduiding van plaats (antwoord op de vraag: hol? = waar?), en
  • de richting ervandaan (antwoord op de vraag: honnan? = waarvandaan?).

Plaats en richting-bepalende uitgangen komen voor een groot deel in hun betekenis overeen met de voorzetsels in het Nederlands. Ze komen voor in twee of drie harmonische vormen. Veelal geven deze uitgangen plaats of richting aan, maar in enkele gevallen gaan ze samen met bepaalde werkwoorden. De uitgangen worden geplaatst achter een eventuele bezitsuitgang of meervoudsuitgang

Voorbeeld: a házban in het huis; házamban in mijn huis; a házakból de huizen uit.

Een vollediger overzicht geeft onderstaande tabel, waarin met de antwoorden op de vragen hova?=waarheen?, hol?=waar? en honnan?=waarvandaan? de verschillende naamvallen zijn gegroepeerd:

Hongaarse lokaal-naamvallen en aanwijzende en persoonlijke voornaamwoorden
plaats- & richtingsuitgangen↓ voornaamwoorden: ↓
algemene
betekenis,
groep
waarheen?
(hová?)
waar?
(hol?)
waarvandaan?
(honnan?)
persoonlijk
voornaamwoord
aanwijzend
voornaamwoord
vragend
voornaamwoord
"in", binnen illatief
-
-ba/-be
inessief
-
-ban/-ben
elatief
-
-ból/-ből
 * hová?
waarheen?
hol?
waar?
honnan?
waarvandaan?
 1.
 2.
 3.
11.
22.
33.
belém
beléd
belé
belénk
belétek
beléjük
bennem
benned
benne
bennünk
bennetek
bennük
belőlem
belőled
belőle
belőlünk
belőletek
belőlük
hová?hol?honnan?
abbaabbanabból
ebbeebbenebből
hová?hol?honnan?
mibe?miben?miből?
kibe?kiben?kiből?
"op" sublatief
-
-ra/-re-
superessief
-
-on/-en/-ön
delatief
-
-ról/-ről
 * hová?hol?honnan?
 1.
 2.
 3.
11.
22.
33.
rám
rád

ránk
rátok
rájuk
rajtam
rajtad
rajta
rajtunk
rajtatok
rajtuk
rólam
rólad
róla
rólunk
rólatok
róluk
hová?hol?honnan?
arraazonarról
erreezenerről
hová?hol?honnan?
mire?min?miről?
kire?kin?kiről?
"bij", buiten allatief
-
-hoz/-hez/-höz
adessief
-
-nál/-nél
ablatief
-
-tól/-től
 *hová?hol?honnan?
 1.
 2.
 3.
11.
22.
33.
hozzám
hozzád
hozzá
hozzánk
hozzátok
hozzák
nálad
nálad
nála
nálunk
nálatok
náluk
tőlem
tőled
tőle
tőlünk
tőletek
tőlük
hová?hol?honnan?
ahhozannálattól
ehhezennélettől
hová?hol?honnan?
mihez?minél?mitől?
kihez?kinél?kitől?
"tot/tot aan"
(plaats en tijd)
terminatief
-
-ig
ø
meddig?addigeddig
meddig?

Voor het aangeven van plaats of richting zijn er ook postposities of achterzetses. Deze worden los achter het bijbehorende woord geplaatst en vertonen geen klinkerharmonie.

Voorbeelden: a ház mögött achter het huis, a kert előtt voor het tuin

De uitgangen, achtervoegsels en de achterzetsels kunnen onderling vaak gecombineerd worden tot zelfstandige eenheden.

Voorbeelden: benne in hem/er in, mögöttem achter mij, velünk = met ons.

Naamvallen voor tijd

Er zijn twee naamvallen die verband houden met de tijd:

  • De terminatief met de vorm -ig is niet-harmonisch. . Tot / tot aan (voor tijdstip of voor plaats) wordt aangegeven door -ig (terminatief) achter de stam te zetten. Deze uitgang is stabiel en er is dus geen klinkerharmonie.
    Voorbeelden: Meddig? = Tot wanneer? / Tot hoever?; Mettől meddig? = Van wanneer tot wanneer?; Négyig = Tot vier (uur); Budapestig = tot Boedapest
  • De temporalis met de vorm -kor is niet-harmonisch. Om (tijdstip) wordt aangegeven door -kor (temporalis) achter de stam te zetten. Deze uitgang is stabiel (er is geen klinkerharmonie).
    Voorbeelden: Mikor? = Wanneer?; Hány órakor? = Hoe laat?; Ötkor / Öt órakor = Om vijf / Om vijf uur; Gyermekkor = ten tijde van de kinderleeftijd.
  • De distributief-temporalis met de vormen -onta/-ente/-önte en na een klinker -nta/-nte heeft drie of twee harmonische vormen. Deze is vergelijkbaar met de distributief, maar heeft alleen betrekking op de tijd.
    Voorbeeld: naponta = dagelijks, évente = jaarlijks, csütörtökente = donderdags, elke donderdag.
Hongaarse grammatica naamvallen terminatief, temporalis en distributief-temporalis
Uitgangen met betrekking tot tijd Voorbeelden voornaamwoorden:
betekenisnaamvalvormen persoonlijk v.n.w. aanwijzend v.n.w. vragend v.n.w.
"tot"
(tijdstip
of plaats)
terminatief -ig  ø
 *az
dat
die
ez
dit
deze
meddig?addigeddig
hoelang?
hoever?
tot dan,
tot daar
tot nu,
tot hier
meddig? tot wanneer?
tot waar?
"om"
(tijdstip)
temporalis -kor  ø
 *az
dat
die
ez
dit
deze
mikor?akkorekkor
wanneer?dan, toen
mikor? wanneer?
"herhaaldelijk"
"elke ..."
(tijdstip)
distributief-
temporalis
-onta/-ente/-önte 
-nta/-nte 
ø

Naamvallen voor instrument, doel en resultaat

Er zijn drie naamvallen die verband houden met instrument, doel en resultaat: de causalis-finalis, de instrumentalis en de translatief.

  • De causalis-finalis voor wegens, om met de uitgang -ért is niet-harmonisch, en veroorzaakt ook geen wijzigingen in de stam, waarachter deze wordt geplaatst.
  • De instrumentalis voor met, samen met wordt aangegeven door -val/-vel achter de stam te zetten, waarbij de -v wordt aangepast aan de eind-medeklinker (twee harmonische vormen).
    Voorbeelden: a macskával met de kat, az ablakkal met het raam.
  • De translatief met de betekenis (veranderend) in/tot heeft de vormen -vá/-vé. De begin-v van de uitgang assimileert met de eindklinker van het woord waaraan de uitgang wordt toegevoegd, vergelijkbaar met -val/-vel.
Hongaarse grammatica naamvallen voor instrument, doel en resultaat bij persoonlijk, aanwijzend en vragend voornaamwoord
Naamvallen voor instrument, doel en resultaat voorbeelden:
betekenisnaamvalvormenpers. vnw.aanwijzend voornaamwoordvragend voornaamwoord
"wegens",
"om"
causalis-finalis-ért 
 * kiért?
 1.
 2.
 3.
 
 
11.
22.
33.
 
 
értem
érted
érte
Önért
Magaért
értünk
értetek
értük
Önökért
Magukért
 *az
dat
die
ez
dit
deze
miért?azértezért
mikért?azokértezekért
waaromdaaromhierom
mi?, mik?ki?, kik?
ev.miért?kiért?
mv.mikért?kikért?
waarom?om wie?
"met"instrumentalis,
sociatief
-val/-vel
 *kivel?
 1.
 2.
 3.
 
 
11.
22.
23.
 
 
velem
veled
vele
Önnel
Magával
velünk
veletek
velük
Önökkel
Magukkal
 *az
dat
die
ez
dit
deze
mivel?avval/azzalevvel/ezzel
mikkel?azokkalezekkel
waarmee?
met wat?
daarmee
met die
hiermee
met deze
 *mi?, mik?
wat?
ki?, kik?
wie?
ev.mivel?kivel?
mv.mikkel?kikkel?
waarmee?met wie?
"(veranderend)
in/tot"
translatief-vá/-vé  ø
 *az
dat
die
ez
dit
deze
mivé?azzáezzé
waarin?,
in/tot wat?
daarin
in dat
hierin
in dit
mivé?
waarin?, in wat?

Restgroep naamvallen

De distributief -onként/-enként/-önként is vergelijkbaar met de distributief-temporalis, maar kan ook worden toegepast als het niet om de factor tijd gaat. De beginklinker vervalt als de stam eindigt op een klinker.

Voorbeeld: Darabonként adják el = Ze verkopen het per stuk.

De associatief -ostul/-estül/-östül heeft een instabiele beginklinker, die vervalt als de stam eindigt op een klinker. De betekenis is ongeveer: samen met (zijn eigen).

Voorbeeld: Kutyástul ment sétalni = Zij ging wandelen samen met haar (eigen) hond. Soms wordt de uitgang -val/-vel ook als "associatief" beschouwd.

De formalis en de essief hebben de betekenis "als", "in de hoedanigheid van".

Hongaarse grammatica naamvallen
Restgroep Hongaarse uitgangen
betekenis naamval vormen
iedere, herhaaldelijk distributief -onként/-enként/-önként, -nként
samen met (eigen) associatief -ostul/-estül/-östül, -stul/-stül
als formalis -ként
als essief -ul/-ül (-an/-en)

Hongaarse werkwoorden

Van de Hongaarse werkwoorden staat in het woordenboek de belangrijkste stam opgenomen. Deze stam van het werkwoord komt overeen met de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd. Deze stam wordt gewoonlijk gebruikt in alle werkwoordstijden. Meer stammen kunnen er zijn bij onregelmatige werkwoorden, bijvoorbeeld voor andere tijden en wijzen. Een veel voorkomende bijzonderheid vormen de -ik werkwoorden, waar de uitgang -ik achter de stam staat bij de woordenboekvorm.

De vervoeging van de werkwoorden vindt plaats door uitgangen voor de personen. De meest uitgangen zijn er in twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen, waaruit dan een keuze gemaakt moet worden op grond van de regels voor de klinkerharmonie. De keuze is daarbij afhankelijk van de (laatste) klinker in de stam van het werkwoord. Het grammaticaal geslacht wordt daarbij niet aangegeven. Om de verschillende wijzen en tijden aan te duiden wordt vóór de uitgang nog eerst een "teken" geplaatst, waardoor er een verlengde stam ontstaat.

Voorbeeld: Ül = Hij zit (woordenboekvorm zitten), Ülök = Ik zit (eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd) Ültem = Ik zat (eerste persoon enkelvoud verleden tijd), Üljél = Zit! (gebiedende wijs, 2de persoon)
Voorbeeld ik-stam: Lakik = Hij woont (woordenboekvorm wonen, stam met -ik), Lakunk = Wij wonen (eerste persoon meervoud, Laktunk = Wij woonden (verleden tijd).
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.