Herman Snellen

Herman Snellen Sr (Zeist, 19 februari 1834Utrecht, 18 januari 1908) was een Nederlands oogarts en hoogleraar oogheelkunde te Utrecht onder meer bekend vanwege de Snellenkaart waarmee de visus bepaald kan worden. Zijn zoon, Herman Snellen Jr. (1865 – 1929), volgde hem op als hoogleraar en directeur van het Nederlandsch Gasthuis voor behoeftige en minvermogende Ooglijders.

H. Snellen Sr - geschilderd door J.H. Neuman

Loopbaan

Snellen werd student in 1851, promoveerde tot doctor in de geneeskunde op 4 juli 1857, verwierf in 1858 het doctoraat in de heelkunde en vestigde zich in Utrecht als geneesheer en tevens als assistent aan de oogheelkundige kliniek van Franciscus Cornelis Donders. In 1862 werd hij geneesheer en docent in de oogheelkunde aan het Nederlandse Gasthuis voor ooglijders in Utrecht en in 1877 hoogleraar aan de universiteit van de Universiteit Utrecht. Zijn colleges waren interessant en boeiend, zijn klinieken hadden een buitengewone aantrekking, kortom zijn leiding was zó, dat men zich gelukkig achtte zijn leerling te zijn. Bijna alle oftalmologen (oogheelkundigen) in Nederland waren mede-arbeiders, assistent of indirect discipelen geweest van Snellen en ook in het buitenland rekenden vele oogartsen het zich tot een grote eer, door hem gevormd te zijn. Op 27 oktober 1884 volgde hij Donders op als geneesheer-directeur.[1] In 1899 nam Snellen zijn ontslag als hoogleraar en in 1904 als directeur van het Nederlands Gasthuis voor Ooglijders. Zijn werken, geschriften, verhandelingen en redevoeringen op congressen waren talrijk en getuigden van diepgaande wetenschappelijke kennis, van zeldzame ijver en innige liefde voor zijn medemensen.

Al in 1854, dus voor zijn promotie, voerde hij de pen; in de jaren 1855, 1862, 1863, 1864 (De geschiedenis der oogziekten in de Rijksgestichten te Veenhuizen en Ommerschans), 1865, 1868, 1874, 1876, 1877, 1881, 1882, 1883, 1884, 1888, 1889, 1890, 1891, 1892, 1893, 1894, 1895, 1896 en 1897, publiceerde hij belangrijke pennevruchten. Snellen schreef en sprak even vaardig in het Frans, Duits, Engels en Latijn als in zijn moedertaal; hij werd achtereenvolgens lid, erelid en corresponderend lid van een twaalftal Hollandse en Buitenlandse Genootschappen en verwierf bovendien het eredoctoraat van enige vreemde hogescholen.

Snellen had een geniale blik, een schat van praktische kennis, die hij met talent en toewijding dienstbaar wist te maken aan de mannen van de toekomst; daarbij had zijn onderwijs een groot suggestief vermogen. Zijn verdiensten werden door H.M. de Koningin erkend door zijn benoeming tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (1895) en tot officier in de Orde van Oranje Nassau.

Bibliografie

  • Optotypi ad visum determinandum. Utrecht, 1862.
  • De neuro-paralytische oogontsteking, welke zich by trigeminusparalyse ontwikkelt. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam, 1864.
  • De geschiedenis der oogziekten in de Rijksgestichten Veenhuizen en Ommerschans. Verslagen Nederlandsche Geneeskunde voor ooglijders, 1864.
  • Over de methode der oogheelkundige kliniek. Inaugurale rede, Universiteit van Utrecht, 1877.
  • De operatieve behandeling van het Glaucoma en haar beteekenis. Utrecht, 1893.
  • Subconjunctival Treatment of operative and traumatic wounds of cornea and sclerotic. 8th International ophthalmological Congress, Edinburgh, 1894.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.