Halveringstijd

De halveringstijd of (als veelgebruikt germanisme afkomstig van Halbwertszeit) halfwaardetijd, , is in de scheikunde en de kernfysica de tijd waarna van een oorspronkelijke hoeveelheid stof nog precies de helft over is. In de kernfysica geeft een verwante grootheid, de vervaltijd, aan wat de tijd is die een instabiel en exponentieel vervallend deeltje nodig heeft om tot een deel 1/e van zijn activiteit of straling te komen. Maar ook in chemische reacties kan van halveringstijden sprake zijn, mits zij kinetisch een eerste-ordeproces volgen. Bij reacties van hogere orde is de halfwaardetijd niet constant. In de medische wetenschappen is de halfwaardetijd van lichaamsvreemde stoffen (zoals geneesmiddelen) een belangrijk gegeven. Een verwant begrip is de vervalconstante.

Halveringstijd

De halfwaardetijd geeft de snelheid van een exponentieel vervalproces weer. Als de beginconcentratie van een stof is, wordt de concentratie op het tijdstip gegeven door:

Het tegenovergestelde van exponentieel verval is exponentiële groei.

Bij onder andere uiteenvallende atoomkernen gebruikt men de halveringstijd of halfwaardetijd om de stabiliteit aan te geven: stabiele kernen van laag radioactieve stoffen hebben een lange halfwaardetijd terwijl instabiele kernen van hoog radioactieve stoffen een korte halfwaardetijd hebben. Halveringstijden zijn te vinden in tabellen voor het verval van radio-actieve isotopen van atomen maar bijvoorbeeld ook in tabellen die het verloop van de bloedspiegels van medicijnconcentraties of de snelheid van bepaalde chemische reacties weergeven.

Vervaltijd

Halveringstijd (15 seconde) en vervaltijd (21,6 seconde) bij een exponentieel vervalproces.

Bij kleinere instabiele subatomaire deeltjes gebruikt men meestal de vervaltijd of 1/e–tijd of gemiddelde levensduur. De 1/e–tijd is de tijd waarna er nog 1/e = 1/2,71828 = 36,8% over is. Als symbool hanteert men meestal τ (de Griekse letter tau).

De vervaltijd is 1/ln(2) = 1,4427 maal zo lang als de halveringstijd: τ = 1,4427 t12.

Zo heeft bijvoorbeeld een vrij neutron een halveringstijd van ruim 10 minuten en een vervaltijd van bijna 15 minuten.

Gebruik

Men gebruikt de term halveringstijd bijvoorbeeld om de snelheid van radioactief verval van een radio-isotoop aan te geven. Voorbeeld: tritium (3H) is een instabiel isotoop van waterstof. Tritium-atomen kunnen onder uitstraling van een elektron (men spreekt van β-verval of bètaverval) overgaan in helium-3. Dit is een toevalsproces, met andere woorden voor een enkel atoom is niet te voorspellen wanneer deze omzetting plaats zal vinden. Voor grote aantallen atomen kan men wel een statistische voorspelling doen over de omzettingssnelheid. Men drukt dit uit als de halveringstijd.

Voorbeelden

  • De halveringstijd van tritium is 12,33 jaar. Na 12,33 jaar is dus de helft van het tritium omgezet in helium, na nog eens 12,33 is er nog maar een 1/4 deel van het oorspronkelijke tritium over, na weer 12,33 jaar 1/8, enzovoorts.
  • Het vrije neutron is instabiel, met een vervaltijd van 886 seconden. Dat wil zeggen dat van een grote hoeveelheid neutronen na die periode nog 36,8% over is; de rest is vervallen in een proton, een elektron en een antineutrino. Ook betekent het dat een neutron gemiddeld 886 seconde bestaat: als men van alle neutronen bijhoudt hoelang na het begin van de observaties ze vervallen, en van al die observaties het gemiddelde neemt, krijgt men 886 seconden.
Halveringstijden[1][2]
Radon-2223,8 dagen
Jodium-1318 dagen
Cesium-1319,7 dagen
Cesium-1342 jaar
Kobalt-605,3 jaar
Strontium-9028 jaar
Cesium-13730 jaar
Radium-2261600 jaar
Koolstof-145730 jaar
Plutonium-23924.400 jaar
Cesium-1352,3 miljoen jaar
Uranium-235704 miljoen jaar
Uranium-2384,5 miljard jaar
Thorium-23214 miljard jaar
Xenon-1241,8 × 1022 jaar[3][4]

Afleiding van het exponentiële verval

De begrippen halveringstijd en vervaltijd zijn nauw verbonden met de kinetiek van eerste-ordeprocessen. In zo'n proces is de afnamesnelheid van een hoeveelheid op ieder moment evenredig met de hoeveelheid op dat moment, dus:

Hieraan wordt voldaan door:

waarin .

Volgens deze formule vervalt de oorspronkelijke hoeveelheid of concentratie met een factor in een tijd , de vervaltijd.

Geschreven als macht van 1/2:

In de laatste vorm wordt de hoeveelheid of concentratie gehalveerd in een tijd , de halveringstijd, waarvoor dus geldt:

of

Vervalconstante

De volgende vervalconstante of desintegratieconstante wordt ook wel gebruikt:

Dit is van de nog niet vervallen atoomkernen de fractie die per tijdseenheid vervalt (de afnameconstante van de exponentiële afname van wat nog niet vervallen is); de fractie per seconde vermenigvuldigd met het aantal nog niet vervallen atoomkernen is het aantal becquerel (Bq).

Voorbeeld: bij een halfwaardetijd van een jaar is de vervalconstante 2,2 × 10−8 s−1, vermenigvuldigd met het getal van Avogadro geeft dit 13 PBq/mol.

Ander gebruik van 1/e-tijd

Een ander geval waarin een 1/e-tijd gebruikt wordt, is het leeglopen van een elektrische condensator met capaciteit C via een draad met weerstand R. De lading op de condensator neemt exponentieel af. Na een tijd τ = RC (de vervaltijd of RC-tijd) is er nog 36,8% (1/e-de deel) van de lading over.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.