Goudstofdaggekko

De goudstofdaggekko (Phelsuma laticauda) is een hagedis uit de infraorde gekko's (Gekkota) en de familie Gekkonidae.[2] De geslachtsnaam Phelsuma is vernoemd naar de Nederlandse arts en bioloog Murk van Phelsum.

Goudstofdaggekko
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2011)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Squamata (Schubreptielen)
Onderorde:Lacertilia (Hagedissen)
Infraorde:Gekkota (Gekko's)
Familie:Gekkonidae
Geslacht:Phelsuma (Madagaskardaggekko's)
Soort
Phelsuma laticauda
Boettger, 1880
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Goudstofdaggekko op Wikispecies
Portaal    Biologie
Herpetologie

Algemeen

Leefgebied

Goudstofdaggekko's leven in bomen, waar ze het grootste deel van de dag verticaal tegenaan plakken. Ze leven in warme en vochtige bosachtige streken in het noorden van Madagaskar, het eiland Nosy Bé en de Comoren. Ze zijn ook regelmatig op Hawaii te zien. Ze worden maximaal 15 centimeter en schuwen mensen niet, ze komen ook voor in bananenplantages en boomkwekerijen, en houden van vochtige nachten maar droge dagen met veel zon. De mannetjes hebben V-vormige femorale poriën, een dikkere staartwortel en zijn groter dan de vrouwtjes. Het voedsel bestaat uit kleine insecten en fruit, waar ze meer aan likken dan ze ervan eten, en ook bloemennectar likken ze graag. Het zijn zeer bezige diertjes die veel zonnen en door de suikers die ze binnenkrijgen watervlug zijn maar zich toch muisstil weten te houden. Zoals de meeste gekko's hebben ook deze dieren lamellae, heel kleine huidplooien waaraan zeer veel kleine haartjes zitten die zo klein zijn dat ze zogenaamde vanderwaalskrachten opwekken. Dit zijn krachten tussen moleculen die alleen op kleine schaal plaatsvinden en dat veroorzaakt de kleefkracht waardoor ze ook op glas kunnen lopen, zelfs ondersteboven.

Uiterlijke kenmerken

De kleuren van deze hagedis behoren tot de mooiste uit de natuur, met name die van de mannetjes in de paartijd. Mannetjes hebben dan een helder groen lichaam en azuurblauwe vlekken op de poten en boven de ogen. De staart is sterk afgeplat en valt op door de opvallende lichtblauwe omzoming. De staart is evenals de snuit lichtoranje van kleur en over de breedte gestreept, op de rug zitten voor de staartwortel drie enkele oranjerode tot paarse traan-vormige vlekken, waarvan de kleur ook terugkomt op de onderzijde van de flanken. Opvallend is de goudgelige, uit vele kleine spikkeltjes bestaande vlek boven de schouderbladen, onderbroken door een dunne streep in de basiskleur op het midden van de rug. De soort is van de platstaartdaggekko te onderscheiden doordat deze laatste soort een nog plattere staart heeft en meestal geen blauwe omzoming en poten, maar het 'goudstof' is bij deze soort vaak ook aanwezig. De ondersoort Phelsuma laticauda angularis onderscheidt zich doordat deze iets kleiner blijft en ook een voorkeur lijkt te hebben voor wat andere boom- en plantensoorten. De ondersoort is te herkennen aan een oranje, bijna V-vormige vlek in plaats van drie vlekken bij de staartwortel. Deze externe link 1) leidt naar enkele foto's van beide variaties.

Goudstofdaggekko's in het terrarium

Deze dieren worden wel in terraria gehouden, het is echter aan te raden geen wildvang dieren aan te schaffen. Buiten het feit dat deze ziekte's onder de leden kunnen hebben die zich in een terrarium explosief gaan vermenigvuldigen, zeker als het parasieten betreft, schaadt het direct de natuurlijke populatie. Ondanks dat deze soort niet heel sterk bedreigd is, beginnen steeds meer terrariumverenigingen zich te realiseren dat het voor de meeste soorten daggekko's (en ook bijna alle andere hagedissen) slechts een kwestie van tijd is, en richten zich meer op het bijhouden van stamboeken.

Een Tillandsia is sterk, stevig en geeft vele zon- en schuilplaatsen

Aankleding

Goudstofdaggekko's hebben een ruim en goed beplant terrarium nodig, dat geen enkele kier mag bevatten, het zijn meesters in ontsnappen. Een minimaal terrarium voor een groep met een man en drie vrouwen is (lxbxh) 80x50x80 en planten als bromelia en sanseveria (oa vrouwentong) zijn geschikt als beplanting. Potgrond, bladeren of houtsnippers zijn geschikt als bodemmateriaal, maar niet uit het Nederlandse bos; bepaalde boom- en plantensoorten hebben zeer giftige basten of bladeren en kunnen de dieren ziek maken. Bamboestokken, liefst breder als 4 centimeter zijn mits opstaand geplaatst uitstekend geschikt als zonplaats. Twee of meer lampen dienen voor verlichting; direct onder de lamp mag het 35 graden zijn, op de zonplaats rond de 30.

Voedsel

Alle Phelsuma- soorten snoepen graag van nectar, deze goudstofdaggekko likt van een paradijsvogelbloem (Strelitzia reginae).
Goudstofdaggekko's leven in hoofdzaak van insecten, maar als ze de kans krijgen worden ook kleine gewervelden gegrepen, zoals kleine hagedissen.

Als voedsel kunnen kleine krekels, wasmotlarven, fruitvliegen of krulvliegen worden gegeven; liefst geen meel- of moriowormen want deze kunnen verstoppingen veroorzaken, zeker bij kleinere soorten hagedissen. Het voer dient bepoederd te worden met vitaminen en kalk, de dosis verschilt enigszins per merk. Daggekko's nemen geen verpulverde eierschalen op zoals sommige Hemidactylus-soorten zoals de Aziatische huisgekko. Met name vrouwtjes zijn echte kalkverslinders door de eieren die ze leggen en gaan er bij een tekort snel aan onderdoor. Verder moet ook aan de natuurlijke behoefte aan vruchtensappen en nectar gedacht worden. Net zoals voor vlinderhouders zijn hiervoor diverse soorten nectarpreparaten te koop, maar de gemiddelde dierenwinkel zal moeite hebben hier aan te komen. Ook een soort vruchtensaphoudend poeder wat in water kan worden opgelost, phelsumapap genoemd, of honing kan worden aangeboden, waar tegelijk wat kalk doorheen gemengd kan worden.

Vochtigheid en vochtopname

Verder dient een niet te grote drinkbak te worden geplaatst; Phelsuma's zijn in het algemeen erg onhandig in het water en verdrinken in de kleinste plasjes; dit geldt met name voor de jongen waarbij een met water gevulde frisdrankdop al een gevaar is. Overigens drinken ze het liefst druppels van bladeren in plaats van uit een bakje, maar er kan beter niet te vaak gesproeid worden; het is namelijk een groot misverstand dat de dieren heel vochtig moeten worden gehouden door vaak te nevelen; de beplanting geeft al genoeg vocht af. Eventueel kan de bodem met sphagnum (rendiermos) worden bekleed om wat vocht vast te houden en een enkele keer gesproeid worden, maar een constante luchtvochtigheid boven de 80 procent leidt tot het langzaam wegkwijnen van de dieren. De ideale temperatuur overdag ligt op ongeveer 28 graden, 's nachts mag deze zakken tot 20 graden. Deze hagedissen houden geen winterslaap, maar een koelere periode van drie maanden waarbij minder wordt gevoed rekt het leven van deze hagedissen vele jaren; meestal worden ze niet ouder dan vijf tot zeven jaar.

Dieren die een minder-actieve periode hebben worden vaak enkele jaren ouder, omdat ze minder snel 'opgebrand' zijn. Drie tot vier maanden iets minder voer en een wat lager wattage lamp bootsen de winter na waardoor de dieren wat inactiever worden. De kleuren van de goudstofdaggekko zijn echter lang niet zo mooi gedurende deze tijd.

Gedrag

Mannetjes zijn erg agressief tegen elkaar en indien het terrarium niet extra (lees twee keer zo) ruim is bevechten ze elkaar tot de dood erop volgt. Soms worden ook vrouwtjes verwondt door al te paarlustige mannetjes; ze dienen dan uit elkaar gehaald te worden. Goudstofdaggekko's kunnen eigenlijk ook niet goed met andere soorten samengehouden worden omdat ze zo onrustig zijn, berucht zijn pijlgifkikkers die ze voor vruchten aanzien en eraan gaan likken. Als het (vaak giftige) wildvang kikkers betreft sterven ze binnen enkele ogenblikken.

Voortplanting

De vrouwtjes plakken de eitjes die op het moment van leggen nog zacht en kleverig zijn tegen planten, liefst ergens beschut. Als de eitjes verplaatst worden dient erop gelet te worden dat de positie van het ei intact blijft, anders kan de dooier losscheuren van de eiwand en sterft het embryo. Er worden tot 10 keer eitjes gelegd tijdens de paartijd, maar meestal niet meer dan twee per keer. De jongen komen uit bij een temperatuur van rond de 28° Celsius, hoe hoger hoe meer kans op mannetjes, maar hoger dan 35 graden is fataal. Als de jongen uitkomen zijn ze nog maar 5,5 tot 6 centimeter en als de ouders in de buurt zijn worden ze niet oud; Phelsuma's zijn kannibalistisch. Na 10 tot 12 maanden zijn ze geslachtsrijp, het is echter beter om de jongen wat uit te laten groeien voordat de eerste paring plaatsvindt.

Hantering

De goudstofdaggekko kan beter niet gehanteerd worden omdat de hagedis erg vlug en klein is en soms zo wild wordt bij hantering dat de delicate huid open kan scheuren, wat een vervelende wond geeft. Als het niet anders kan is de beste methode de dieren proberen in een doosje te lokken met een wasmotlarve of de gekko eventueel met een opgevouwen doek zó vast te pakken dat deze niet meer kan kronkelen. Goudstofdaggekko's kunnen wel bijten maar laten geen beschadigingen na. Als de bek in contact komt met een wond is er echter een kans op tetanus.

Afbeeldingen

  • (en) Enkele duidelijke afbeeldingen van de goudstofdaggekko. (Website)

Bronvermelding

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.