Embryo

Een embryo (van het Oudgrieks ἔμβρυον émbruon = ongeboren vrucht[1]) is een dier of een plant in de vroegste stadia van de groei en ontwikkeling, waarbij het beschermd wordt door ouderlijk weefsel. De groei van het embryo wordt bij dieren door de embryologie, een onderdeel van de ontwikkelingsbiologie, bestudeerd; bij planten wordt het bestudeerd door de plantenmorfologie en -anatomie.

Het embryonaal stadium kenmerkt zich door een snelle groei en celdifferentiatie van de lichaamscellen. Hierbij ontstaan bij dieren alle belangrijke orgaanstelsels. Bij planten kunnen vaak nog tot in het volwassen stadium nieuwe organen, zoals takken, bladeren, wortels en bloemknoppen gevormd worden.

Embryo bij planten

Zodra bij planten de bevruchte eicel zich gaat delen en ontwikkelen tot een klein plantje binnen de beschermende omgeving van de moederplant spreekt men van embryo of kiem. Dit verschijnsel treedt op bij de embryophyta, zoals mossen, levermossen hauwmossen, varens en zaadplanten.

Bij zaadplanten bevindt het embryo zich in een zaad, waarvan het overige weefsel afkomstig is van de moederplant. Het embryo van een zaadplant bestaat uit de embryonale as waaruit bij kieming het pluimpje, de hypocotyl en het eerste worteltje ontstaan, en de zaadlobben waaruit de eerste blaadjes groeien.

Bij zaadplanten is het embryo naast de kiemwit (reservevoedsel) een onderdeel van het zaad, wat weer een onderdeel kan zijn van een vrucht. Als de zaden reeds kiemen aan de moederplant, spreekt men van levendbarende planten.

Embryo van een dier

Menselijk embryo, 4 weken na de bevruchting (6 weken zwangerschap)
Menselijk embryo, 8 weken na de bevruchting (10 weken zwangerschap)

Het embryo van een dier wordt ook vrucht of kiem genoemd. Bij gewervelde dieren spreekt men over het embryo in de stadia tussen de eerste celdeling van de zygote tot aan de geboorte of uit het ei kruipen. De granula is een van de vroegste stadia van een embryo.

Embryo van de mens

Het embryo van de mens wordt ook vrucht genoemd. Een embryo wordt meestal foetus genoemd in de meer gevorderde ontwikkelingsstadia tot aan de geboorte, maar soms wordt de term embryo ook gebruikt vanaf de conceptie tot aan de geboorte. Bij de mens wordt de grens tussen embryonale en foetale fase op zes à acht weken na de bevruchting geplaatst (8 tot 10 weken zwangerschap).

De Belgische Embryowet van 11 mei 2003 definieert een menselijk embryo als "een cel of samenhangend geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens". Deze definitie wordt echter gecontesteerd omdat ze niet nader preciseert op welk ogenblik of ten gevolge van welk proces de cellengroep een mens zou worden.[2]

Bio-ethische kwesties

Verschillende biomedische praktijken zoals in-vitrofertilisatie (IVF), intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI), pre-implantatiegenetische diagnostiek (PGD), het gebruik van interceptie- en contraconceptiemiddelen, de opzettelijke vernietiging van embryo’s, embryoreductie en het invriezen van embryo’s roepen ethische vragen op. Hierbij zijn de bio-ethici te verdelen in drie categorieën: diegenen die geen morele status toekennen aan het embryo, diegenen die een geleidelijke beschermwaardigheid van het embryo voorstaan en ethici die het embryo beschermwaardig achten vanaf de conceptie.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.