Friedrich von Romberg

Johann Bernhard Friedrich Romberg, vanaf 1784 baron von Romberg, in het Frans genaamd Frédéric de Romberg (Hemer, 5 augustus 1729 - Brussel, 1819) was een textielhandelaar, vervoersondernemer, bankier, katoenfabrikant, reder en slavenhandelaar. Hij maakte zijn fortuin in de Oostenrijkse Nederlanden.

Leven

Familie

Zijn vader Johann Bernhard Romberg was woudrechter in Sundwig. Zijn moeder heette Elisabeth Habich en kwam uit Schwerte. Friedrich Romberg vestigde zich met zijn jongere broer Christian in Brussel en trouwde er op 1 juli 1759 met Louise-Henriette-Sophie Huyssen (1735-1785), dochter van baron Heinrich von Huyssen. Ze hadden vijf kinderen:

  • Jean-François-Frédéric-Chrétien (1760-1809)
  • Henry-Diederic-Bernard (1764-1784)
  • Jeanne-Catherine-Henriette (1767-1767)
  • Adolph-Louis-Ferdinand (°1768)
  • Hélène-Henriette-Louise (1775-1775)

Allen werden ze gedoopt door de protestantse aalmoezenier van het regiment Waldeck. Na de dood van zijn broer Christian in 1779 zorgde hij voor diens kinderen. Vader Romberg hertrouwde op 7 prairial jaar VII (1799) met Marie-Thérèse Buot.

Opkomst

Romberg voltooide een handelsopleiding bij de firma Kissing in Iserlohn en daarna bij Schüle in Augsburg. Vlak voor de Zevenjarige Oorlog verhuisde hij in 1755 naar Brussel. In het begin hield hij zich voornamelijk bezig met textiel uit Silezië en Saksen. In 1759 trouwde hij, maakte hij van Brussel definitef zijn hoofdzetel en nam hij zijn broer Christian op in de firma. Echte opgang maakte hij met een transportbedrijf opgericht in 1765. Aanvankelijk steunde zijn transportketen op de wagenvoerder Altenvoerde uit het graafschap Mark. Later had hij verbindingen tussen de Oostenrijkse Nederlanden en Wenen, maar ook met het Oude Rijk, Zwitserland en Italië.

Zijn Duitse afkomst verhinderde Romberg niet uitstekende relaties te hebben met de ministers van de Oostenrijks-Nederlandse regering in Brussel. Voor de door hem bediende route tussen Oostende en Napels, met bureaus in Leuven, Nancy en Lindau, verkreeg hij gunstige toltarieven. Rond 1780 bezat zijn transportbedrijf bijna 200 trekpaarden. Hij zou ook een maritieme verbinding Oostende-Triëste hebben ingelegd. Nog in dat jaar nam hij met zijn broer een katoenmanufactuur over in Brussel.

Verdere expansie

Het Kasteel Beaulieu dat Romberg in 1782 kocht.

Tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog waagde Romberg zich aan de rederij. Zijn schepen voeren vanuit Oostende onder de keizerlijk-Oostenrijkse vlag, die gedurende enkele jaren de enige was waarvan de neutraliteit werd gerespecteerd. De vloot van Romberg voorzag de koninklijke marine in Brest en Cherbourg van 3000 masten en tal van andere materialen voor de scheepsbouw. Hij had ook een contract voor Marenneszout en tabak met de Compagnie des fermiers généraux, maar verloor in die periode veel schepen (zestien vergingen en veertien werden gekaapt). Toen keizer Jozef II in 1781 incognito naar Brussel kwam, had hij niettemin verschillende ontmoetingen met de man die het jaar voordien 94 schepen had uitgerust in Oostende en die 2000 zeelui in dienst had. Het volgende jaar kocht Romberg het Kasteel Beaulieu in de Brusselse rand.

Romberg breidde zijn activiteiten uit naar verschillende firma's en locaties. In Oostende leidde zijn oudste zoon Frédéric het bedrijf Frederick Romberg Fils & Ricour. Een firma in Brugge deed aan scheepvaartverzekering. In Gent specialiseerde Romberg & Consors zich in de Trans-Atlantische slavenhandel. Naar eigen zeggen organiseerde het achttien expedities. In Brussel plaatste hij een andere zoon Henry aan het hoofd van een textielfabriek, die ruilwaar voor de slavenhandel produceerde. Het ging om een gemechaniseerde katoenspinnerij, -weverij en -drukkerij. In zijn geboortestreek richtte Romberg een textielblekerij op in Stephanopel. Tot lang na zijn vertrek konden de inwoners van zijn Hemer en Iserlohn rekenen op zijn steun. Voorts was hij actief als bankier. Hij leverde tussen 1782 en 1785 in Brussel talloze zilveren peso's en staven af. In 1784 verhief Jozef II hem in Wenen tot baron. Daarmee wilde de keizer hem als een verlichte ondernemer tot voorbeeld stellen.

Slavenhandel

De lucratieve driehoekshandel was een markt waarin de Zuidelijke Nederlanden nooit hadden kunnen doorbreken, bij gebrek aan zeemacht. Romberg zag rond 1780 mogelijkheden. In associatie met bankiers als Jacques Joseph Chapel, de broers Jean Joseph en Josse Jean Walckiers, en Joseph Depestre, rustte hij verschillende slavenschepen uit. Ze vertrokken van de Vlaamse havens naar de Golf van Guinea en de Goudkust, geladen met buskruit, wijn, sterke drank en goedkoop textiel. Na deze waar te hebben geruild voor slaven, zeilden de schepen naar Guadeloupe, Saint-Domingue of Cuba. Op de terugtocht sloegen ze vooral koffie en suiker in. In 1782-83 zijn elf slaventransporten van Romberg gedocumenteerd.

In 1783 herstelden de Fransen hun exclusiviteit op de West-Indiëvaart. Met de gebroeders Walckiers als stille vennoten, stuurde Romberg zijn zoon Henry en zijn voormalige werknemer Georg Christoph Bapst naar Bordeaux om er de slavenfirma Romberg, Bapts & Cie te beginnen. Hij had er uitstekende contacten met de consul Johann Jakob von Bethmann. Met een startkapitaal van 600.000 livres, gelijk ingebracht door de drie stille vennoten, mikten ze op Saint-Marc als slavenmarkt. Het volgende jaar al overleed de jonge Romberg en kreeg Bapst als enige de operationele leiding in handen.

Romberg, Bapts & Cie werd de grootste slavenhandel in Bordeaux. Tot 1791 stuurde het bedrijf minstens een dozijn slavenschepen uit naar de West-Indische plantages. Alleen al tussen 1787 en 1789 rustte het zeven schepen uit, waarmee het de op drie na grootste rederij in Bordeaux was. De kapiteins van de schepen kochten voornamelijk aan de Afrikaanse Oostkust. Tot 1790 had de firma in Saint-Domingue ongeveer twintig indigo- en katoenplantages in rechtstreeks beheer, naast betrekkingen met een dertigtal andere plantages. Deels leverden ze grondstoffen voor de familiale textielbedrijven.

Het bedrijfskapitaal steeg tot 2,2 miljoen livres, maar de schuldvorderingen op de Franse plantagehouders waren een veelvoud daarvan. Romberg, die zwaar investeerde in zijn Bordelese firma, kon in 1789 ternauwernood het faillissement afwenden dankzij zijn internationale netwerk. Het uitbreken van de Haïtiaanse Revolutie in 1791 was een klap, maar finaal waren het de nauwelijks invorderbare schulden van de kolonialen die in oktober 1793 zijn zaken deden instorten. Romberg verloor 4,29 miljoen livres in het faillissement. Hij dekte een deel van de verliezen door de verkoop van vastgoed in de regio Parijs dat hij had verworven op veilingen van nationaal goed: het Saint-Honoréklooster (500.000 livres), de Saint-Périneabdij, de kerk en abdij van Saint-Jean en het kasteeldomein Robecq-Montmorency bij Arpajon. De laatste decennia van zijn lange leven voerde hij over zijn oninbare vorderingen op de Ferme Générale een eindeloze reeks processen.

Geschriften

Romberg schreef een autobiografie: Mémoire des faits de Frédéric de Romberg (1810). Het manuscript wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek van België. Hij schreef ook memoranda zoals Romberg et son fils contre P.F. Stevens (1811).

Literatuur

  • Pierre Léon, Marchands et spéculateurs dauphinois dans le monde antillais du XVIIIe siècle, 1963
  • Françoise Thésée, Négociants bordelais et colons de Saint-Domingue. Liaisons d’habitations. La maison Henry Romberg, Bapst et Cie. 1783-1793, 1972
  • Roger De Peuter, "Note sur le grand commerce à Bruxelles à la fin de l'époque autrichienne", in: R. Mortier en H. Hasquin (eds.), Etudes sur le XVIIIe siècle, vol. IV, 1977, p. 27-32
  • Wilfried Reininghaus, Kooplieden uit Iserlohn in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de achttiende eeuw , in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nr. XXXXIV, 1990, p. 145-146
  • Roger De Peuter, Negocianten en entrepreneurs in een regionale hoofdstad: Brussel in de achttiende eeuw, proefschrift Universiteit Utrecht, 1994
  • Claude Anspach, "Frédéric baron de Romberg. Seigneur de Machelen Sainte-Gertrude 1729–1819", in: Le Parchemin, nr. 291, 1994, p. 161–181
  • Saskia Claessens, Frederik Romberg (1729-1819): een biografische en bedrijfshistorische studie, met nadruk op de katoenmanufactuur te Brussel in de tweede helft van de achttiende eeuw, licentiaatsthesis Universiteit Gent, 1996
  • Hervé Hasquin, Joseph II. Catholique anticlérical et réformateur, 1741-1790, 2007, p. 63-65
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.