Das Lied von der Erde

Das Lied von der Erde, eine Symphonie für eine Tenor- und eine Alt- (oder Bariton-) Stimme und Orchester is een grote symfonische liederencyclus van componist Gustav Mahler (1860-1911). De cyclus ontstond gedurende 1908 en 1909 en is geënt op gedichten naar oud-Chinese bronnen van Hans Bethge (1876-1946). Deze Duitse dichter vertaalde de gedichten uit het Frans, waarbij hij zich baseerde op de vertaling van de sinoloog Marie-Jean-Léon, Marquis d'Hervey de Saint Denys (1822-1892). Bethges bloemlezing Die chinesische Flöte (1907), waarvan ook Mahler gebruikmaakte, was een immens populair voorbeeld van Europese literaire chinoiserie.

Voor de bezetting koos Mahler een groot symfonieorkest en twee zangsolisten (een alt of bariton en een tenor). De première vond, na Mahlers dood, plaats op 20 november 1911 in München onder dirigentschap van Bruno Walter.

Opbouw

Das Lied von der Erde telt zes delen. Mahler zette voor elk deel een gedicht van Hans Bethge uit Die chinesische Flöte op muziek. Tussen haakjes de originele Chinese dichter:

  1. Das Trinklied vom Jammer der Erde (Li-Tai-Po, 701–762)
  2. Der Einsame im Herbst (Qian Qi, 710-782)[1]
  3. Von der Jugend (Li-Tai-Po)
  4. Von der Schönheit (Li-Tai-Po)
  5. Der Trunkene im Frühling (Li-Tai-Po)
  6. Der Abschied (Mong-Kao-Yen, 689/691–740 en Wang-Wei, 698–761)

Inhoud

Met het Lied von der Erde begon de late periode van het werk van Mahler, waarin hij een duidelijk nieuwe toontaal neerzette vergeleken met zijn eerdere werken. Mahler begon de compositie in 1907, het jaar waarin drie belangrijke gebeurtenissen in zijn leven plaatsvonden. Mahlers oudste dochter Maria Anna (bijnaam 'Putzi') overleed op vierjarige leeftijd aan difterie. Na een door antisemitisme ingegeven campagne in de pers tegen Mahler, moest hij aftreden als directeur van de Weense Staatsopera. Verder ontdekten artsen dat jaar een ernstige hartziekte, waaraan Mahler vier jaar later zou komen te overlijden. In deze toestand bestudeerde Mahler de zes Chinese gedichten. Hij ontwikkelde vanuit de soberheid van de tekst een even sobere toontaal, die in schril contrast staat met eerder werk, waarin hij enorme orkesten en koren voorgeschreven had.

Mahler vermeed voor Das Lied von der Erde de titel 'Symfonie', die hij overigens wel in de ondertitel gebruikte. Hij was bang dat een negende symfonie (zoals bij zijn voorbeelden Ludwig van Beethoven en Anton Bruckner) weleens zijn laatste zou kunnen zijn. Toch past het werk binnen de vormcriteria van een symfonie, net als de andere late Mahlersymfonieën, zodat het met evenveel recht een liederencyclus als een symfoniecantate kan worden genoemd. Het werk valt op omdat het enerzijds in de tijdspanne van twee jaar rond Mahlers echte 9e symfonie ontstond, anderzijds vanwege de ongewone orkestratie en stemming. Mahlers vriend en de dirigent van de première Bruno Walter verwonderde zich er als volgt over:

"Ist es wirklich derselbe Mensch, der‚ in Harmonie mit dem Unendlichen‘ den Bau der Achten errichtet hatte, den wir nun im Trinklied vom Jammer der Erde wiederfinden? Der einsam im Herbst zur trauten Ruhestätte schleicht, nach Erquickung lechzend? Der mit freundlichem Altersblick auf die Jugend, mit sanfter Rührung auf die Schönheit schaut? Der in der Trunkenheit Vergessen des sinnlosen irdischen Daseins sucht und schließlich in Schwermut Abschied nimmt? […] Es ist kaum derselbe Mensch und Komponist. Alle Werke bis dahin waren aus dem Gefühl des Lebens entstanden […] Die Erde ist im Entschwinden, eine andere Luft weht herein, ein anderes Licht leuchtet darüber […]."
— Bruno Walter[2]

Bruno Walter bleef gedurende vele jaren een van de belangrijkste interpretatoren van het werk, dat hij veelvuldig uitvoerde en opnam op de grammofoonplaat. Daarmee droeg hij wezenlijk bij aan de verbreiding van de compositie. Voor zangers was en is het stuk een uitdaging. De tenor moet de eigenschappen van de 'tenore di forza' (heldentenor) in het eerste en vijfde deel combineren met die van de 'tenore lirico' (lyrische tenor) in het derde. De alt of bariton staat in het slotdeel Der Abschied voor de moeilijke taak de muziek bij de laatste woorden "Ewig... ewig..." bijna onhoorbaar te laten wegsterven.

Er bestaat ook een versie voor klein orkest of ensemble van Arnold Schönberg, waarvan een klein fragment van het eerste deel bewaard is gebleven. Deze is door Rainer Riehn gereconstrueerd en aangevuld.

Een opname met de Weense Staatsopera-tenor Julius Patzak, Kathleen Ferrier en de Wiener Philharmoniker onder leiding van Bruno Walter is nu zeer geliefd. Ook de opname met Fritz Wunderlich, Christa Ludwig en het London Philharmonic Orchestra onder Otto Klemperer werd zeer bekend. Dietrich Fischer-Dieskau en Thomas Hampson zijn de bekendste voorbeelden van baritons die - in plaats van een alt - de partij met de diepere zangstem voor hun rekening hebben genomen.

Bezetting per deel

Deel Orkestratie
I. Das Trinklied vom Jammer der Erde tenor

1 piccolo, 3 dwarsfluiten, 3 hobo's (3e verdubbeld met althobo), 3 klarinetten (1xEs, 2xBes), 1 basklarinet, 3 fagotten

4 hoorns (F), 3 trompetten (F), 3 trombones

slagwerk (glockenspiel, bekkens)

2 harpen

strijkers

II. Der Einsame im Herbst alt of bariton

2 dwarsfluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten (Bes), 1 basklarinet (Bes), 3 fagotten

4 hoorns (F)

2 harpen

strijkers

III. Von der Jugend tenor

1 piccolo, 2 dwarsfluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten (Bes), 2 fagotten

4 hoorns (F), 1 trompet (Bes)

slagwerk (kleine trom, bekkens, triangel)

Strijkers

IV. Von der Schönheit alt of bariton

1 piccolo, 3 dwarsfluiten, 3 hobo's, 4 klarinetten (1xEs, 3xBes), 3 fagotten (3e verdubbeld met contrafagot)

4 hoorns (F), 2 trompetten (beide: F+Bes), 3 trombones, 1 tuba

pauken, slagwerk (glockenspiel, kleine trom, tamboerijn, grote trom, bekkens)

mandoline

2 harpen

strijkers

V. Der Trunkene im Frühling tenor

1 piccolo, 2 dwarsfluiten, 2 hobo's, 3 klarinetten (1xEs, 2xBes), 2 fagotten, 1 contrafagot

4 hoorns (F), 1 trompet (F+Bes)

slagwerk (triangel)

1 harp

strijkers

VI. Der Abschied alt of bariton

1 piccolo, 3 dwarsfluiten, 3 hobo's (3e verdubbeld met althobo), 3 klarinetten (Bes), 1 basklarinet (Bes+A), 3 fagotten (3e verdubbeld met contrafagot)

4 hoorns (F), 3 trombones

slagwerk (tamtam, grote trom)

mandoline

celesta, 2 harpen

strijkers

Literatuur

  • Renate Ulm (Hrsg.): Gustav Mahlers Symphonien. Entstehung – Deutung – Wirkung. Bärenreiter, Kassel 2001, ISBN 3-423-30827-3.
  • Hans Bethge: Die chinesische Flöte. Nachdichtungen chinesischer Lyrik. Neuausgabe. 21. Auflage, YinYang Media Verlag, Kelkheim 2001-2007, ISBN 3-9806799-5-0.

Discografie (selectie)

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.