Cornelis Jol

Cornelis Corneliszoon Jol (Scheveningen, 1597 - São Tomé, 31 oktober 1641), bijgenaamd "Houtebeen", was een admiraal van de West-Indische Compagnie (WIC) tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Als kaper maakte hij veel buit bij zijn overvallen op Spaanse en Portugese schepen, beladen met goud en zilver. Jol werd in de Republiek als een volksheld beschouwd vanwege zijn grote moed, zijn bijzondere bekwaamheid als navigator en zijn menswaardige behandeling van krijgsgevangenen[1]; dit laatste in tegenstelling tot veel boekaniers, die bemanningen van veroverde schepen simpelweg overboord plachten te zetten.[noot 1]

Cornelis Corneliszoon Jol
Hedendaagse interpretatie van het uiterlijk van Cornelis Jol, zoals weergegeven in het Museo Puerta de Tierra in Campeche, Mexico.
BijnaamHoutebeen (Pie de Palo; Pé de Pau; Pied de Pol); El Pirata
Geboren1597
Scheveningen
Overleden1641
São Tomé
RustplaatsGrote kerk van São Tomé, Nossa Senhora de Conceição
ReligieNederduitse Gereformeerde Kerk
Land/zijde Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
OnderdeelWest-Indische Compagnie
Dienstjaren1626 - 1641
RangAdmiraal
EenheidWest-Indische Compagnie; Staatse vloot
Slagen/oorlogenSlag bij Duins
Portaal    Marine

Biografie

"Houtebeen"

Zijn bijnaam "Houtebeen" kreeg hij nadat hij in een gevecht gewond was geraakt en een been van hem moest worden afgezet. Dit werd vervangen door een houten been. Ook bij andere naties was hij als "Houtebeen" bekend: Pie de Palo in het Spaans, Perna de Pau in het Portugees en Pied de Pol in het Frans. De Spanjaarden noemden hem ook wel El Pirata. Jan Vos dichtte over hem:

Dit is hy die de zee zal baanen naar de Mooren.
Heeft hy een been van hout? hy heeft een yzre handt.
Het klotsen van zyn stelt dreunt Aragon in d'ooren
Gelyk een donderslagh. het lichaam van ons Landt
Dat rust niet op zyn been: maar op zyn moedigheeden.
Wie zich vol moedts betoont ontbreekt het aan geen leeden.[2]

West-Indische Compagnie

Bij de aanval op Campeche nam Jol 22 Spaanse schepen als prijs.

Jol, afkomstig uit een Scheveningse schippersfamilie, ging in 1626 in dienst bij de West-Indische Compagnie en stak negen keer de Atlantische Oceaan over om de Spanjaarden en Portugezen in de West (de Braziliaanse kust en de Caraïben) te bestrijden. In december 1629 veroverde Jol het Braziliaanse eiland Fernando de Noronha[3][4][5], dat tot 1654 als Pavonia deel bleef uitmaken van Nederlands-Brazilië. Ook aan de daaropvolgende verovering in 1630 van Olinda en Recife nam hij deel onder kapitein-generaal Hendrick Lonck. Met een eskader van tien schepen viel hij in 1633, tezamen met de piraat Diego el Mulato, de havenstad Campeche op het schiereiland Yucatán (Mexico) aan. In 1635 werd hij in de buurt van Duinkerke gevangengenomen door Duinkerker kapers, die hem ruim een half jaar later weer uitleverden. In 1638 werd hij benoemd tot admiraal van de WIC. Zijn aanval in datzelfde jaar op de Spaanse Zilvervloot onder Don Carlos de Ibarra mislukte door tegenstand van zijn kapiteins[noot 2], die zich (hetzij uit lafheid, hetzij uit jaloezie dat Jol met voorbijgaan van ouderen in rang tot admiraal was benoemd) aan de strijd onttrokken.[6] Voor zijn persoonlijke dapperheid tijdens deze aanval beloonden de Staten-Generaal hem met een gouden ketting met medaille.

Slag bij Duins

Tijdens de Slag bij Duins bewaakte Jol de Spaanse noordflank. De legenda van deze prent vermeldt hierover (in het Frans) bij letters X en Y: “Schepen van het Noorderkwartier, die de brand steken in een galjoen en furieus schieten op de andere”.

Tijdens de Slag bij Duins in 1639 voerde hij als viceadmiraal van de Staatse vloot het bevel over een eskader van zeven schepen, waarmee hij op last van Maarten Tromp onder meer de vluchtroute afgrendelde voor de noordelijke flank van de Spaanse Armada. Door de overwinning van de Nederlanders op deze vloot ging de hegemonie van de Spanjaarden op de Europese wateren voorgoed verloren. Daniël Heinsius schreef op de overwinning het gedicht Don Spek,[noot 3] waarin hij de spot drijft met de Spaanse bevelhebber Don Antonio de Oquendo en er een aantal Nederlandse Dons van eigen maaksel tegenover stelt (waaronder Jol als Don Houtebeen):

De Zee was Don te klein; ons mannen waren dwergen;
De schepen min als niet; zijn Gallioenen, bergen!
Den blixem van de zee, bewust van wind en vloed,
De mannelike Tromp, heeft hem aldaar ontmoet
Met ingeboren Dons, raphandige gezellen,
Die altijd op de zee de pijpen aardig stellen.[noot 4]
Don Keertekoe, Don Jaap, Don Houtebeen was daar
Don Banker en Don Vijg met Don de Mangelaar.[7]

Voor zijn verrichtingen tijdens de Slag bij Duins ontving Jol een beloning van 100 ducatons. Tevens werd hem bij deze gelegenheid door de verzamelde Oost- en West-Indische Compagnie een gouden medaille uitgereikt.

Laatste veroveringen in West-Afrika

De verovering van Luanda en São Tomé in 1641

In 1641 wilde gouverneur Johan Maurits van Nederlands Brazilië ten behoeve van de lucratieve slavenhandel een tweede steunpunt in Afrika verwerven (in aanvulling op het reeds eerder veroverde Elmina). Op 30 mei van dat jaar voer Jol daarom op Johan Maurits’ verzoek vanuit Nederlands Brazilië naar Afrika, en veroverde daar van de stad Luanda (Angola) en het eiland São Tomé op de Portugezen. Het imperium van de West-Indische Compagnie had hiermee zijn grootste omvang bereikt. Jol zelf echter overleed kort na de verovering, op 31 oktober 1641, te São Tomé aan malaria. Jacob Steendam dichtte ter gelegenheid van zijn overlijden de volgende regels:

Heeft Houte-Been ook niet eens anders Tuyn gespit?
Loanda proefd sijn Staal, en Santomé sijn Pésen,
Dies sal sijn grote Naam by ons onsterflijk wesen.[8]

Familie

Cornelis Jol was gehuwd met Aeltje Jans, en woonde met haar in Amsterdam. Zij kregen drie kinderen: een dochter (Annetje) en twee zoons (Jan en Cornelis). Beide zoons werden schipper bij de VOC. Zijn jongste zoon Cornelis was daarnaast kapitein van de Leyden tijdens de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1652-1654). Evenals zijn vader in 1639, vocht Cornelis junior dus onder aanvoering van Maarten Tromp.

Eerbetoon

In Scheveningen, Haaksbergen en Oss zijn straten vernoemd naar Cornelis Jol (senior). De Nederlandse schrijver Jaap Waldenmaier baseerde zijn roman Houtebeen[9] op de daden van de admiraal. De Amerikaanse musicus John Franceschina componeerde voorts een muziektheaterproductie, ook Houtebeen genaamd, over het leven van Cornelis Jol. Het stuk werd in 2013 uitgevoerd ter gelegenheid van het 525-jarig bestaan van de Koninklijke Marine door het Project Orkest Alphen Opus 2 onder leiding van Sergé Latychev.[10]

Literatuur

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.