Caesar Gezelle

Caesar Gezelle (Brugge, 23 oktober 1875 - Moorsele, 11 februari 1939) was een Vlaams priester, dichter en prozaschrijver. Zijn oom was Guido Gezelle en Stijn Streuvels was een neef van hem.[1]

Levensloop

Na zijn middelbare studies in het Sint-Lodewijkscollege (Retorica 1894) trad hij binnen in het seminarie van het bisdom Brugge. Na zijn priesterwijding in 1899 volgde hij de kandidaturen in de germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij werd leraar aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk (1900-1913). In 1913 onderpastoor geworden in de Sint-Maartensparochie in Ieper, vluchtte hij in 1914 naar Frankrijk. Hij werd leraar aan het Klein seminarie van Versailles en was ook aalmoezenier voor gevluchte Belgen.

In 1919 werd hij onderpastoor in Roesbrugge, godsdienstleraar aan de rijksmiddelbare school en geestelijk bestuurder van de Zusters van de H. Familie. Met de zusters en met de school keerde hij in 1921 naar Ieper terug. In 1933 ging hij om gezondheidsredenen met pensioen en bracht hij zijn laatste levensjaren door in Moorsele.

Caesar en Guido

Caesar was vooreerst een Gezelle. Net als zijn oom was dit ook aan zijn door droefgeestigheid bezwaarde geest te merken. Dit had niet hetzelfde resultaat op literair gebied als bij zijn geniale oom.

Samen met Delfien van Haute, August Cuppens en Aloïs Walgrave behoorde Caesar Gezelle tot een generatie priesterdichters die werden beïnvloed door Guido Gezelle. Hij werd door sommigen beschouwd als de imitator van zijn oom. Hij gebruikte immers dezelfde thema's voor zijn lyrisch werk. De vergelijking viel uiteraard in zijn nadeel uit en daar leed hij onder.

Het belette niet dat hij zich inspande om de herinnering aan Guido Gezelle hoog te houden. Hij schreef over hem een eerste biografie. Hij was ook eigenaar van het archief van zijn oom, dat als bij wonder uit de vernieling van Ieper werd gered.

Zoals zijn oom, was Caesar Gezelle voorstander van het West-Vlaams taalparticularisme. Anderzijds was hij flamingantischer. Hij schreef in Vlaamsgezinde bladen zoals De Nieuwe Tijd en De Vlaamsche Vlagge. Hij was redactielid van Dietsche Warande & Belfort, en publiceerde ook in Biekorf en Vlaanderen. Hij hield ook flamingantische toespraken voor Davidsfondsafdelingen.

Publicaties

  • Verzen (1902)
  • Leyelied (1903)
  • Primula veris (1903)
  • Ghetsemane, dichtbundel
  • Herbloei, dichtbundel
  • Solitudo, dichtbundel
  • Uit het leven der dieren (1908)
  • Leliën van dalen (1909)
  • De dood van Yper (1916)
  • Guido Gezelle 1830-1899 (1918)
  • Herbloei (1923)
  • Vlaamsche verhalen (1923)
  • Voor onze misprezen moedertaal (1923)
  • Zantekoorn van Guido Gezelle's dichtveld (1923)
  • Solitudo (1927)
  • Uit 't land en 't leven van Guido Gezelle (1928)
  • Gethsemane (1931)
  • Yper oud en nieuw (1931)
  • Mijmeringen, editie en commentaar door Johan Van Iseghem, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 2009

Literatuur

  • Stijn STREUVELS, Kroniek van de familie Gezelle, 1960
  • F. DE VLEESCHOUWER, Caesar Gezelle, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, Deel III, Brussel, 1968
  • F. DE VLEESCHOUWER, Caesar Gezelle, Met de doem van een naam, VWS 23, 1970
  • Lexicon van West-Vlaamse schrijvers, Deel I, Torhout, 1984
  • Sandra MAES, Caesar Gezelle, in: Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.