Bloemdieren

Bloemdieren (Anthozoa) vormen een klasse van neteldieren, waartoe de zeeanemonen, rifkoralen en zachte koralen behoren. Bloemdieren zijn poliepen: eenvoudig gebouwde organismen die zich vastzetten in de zeebodem en een tentakelkrans hebben rond de mondopening. Ze kunnen solitair leven, zoals zeeanemonen, maar ook grote kolonies vormen zoals bij de koralen. Kolonies worden verstevigd met calciumcarbonaat en andere materialen en nemen uiteenlopende vormen aan, die vaak doen denken aan plantaardig leven.

Bloemdieren
Fossiel voorkomen: Ediacarium[1]holoceen
Koraalrif in de Great Barrier Reef
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Cnidaria (Neteldieren)
Klasse
Anthozoa
Ehrenberg, 1834
Afbeeldingen op Wikimedia Commons
Bloemdieren op Wikispecies
(en) World Register of Marine Species[2]
Portaal    Biologie

Bloemdieren maken deel uit van de neteldieren, en zijn zodoende verwant aan de schijfkwallen, kubuskwallen en parasitaire Myxozoa. De twee belangrijkste subklassen van bloemdieren zijn de Hexacorallia, waarvan de leden een zesvoudige symmetrie vertonen (de rifkoralen, zeeanemonen en zoanthiden) en de Octocorallia, die een achtvoudige symmetrie vertonen (de zachte koralen, gorgonen en zeeveren). De kleinste subklasse, Ceriantharia, bevat anemonen met een buisachtige morfologie. Van enkele soorten is de exacte taxonomische positie nog niet vastgesteld.

Anthozoa zijn carnivoor, ze vangen kleine prooien met hun tentakels. Veel soorten vullen hun energiebehoefte aan door gebruik te maken van fotosynthetische, eencellige algen (zooxanthellen) die in hun weefsels leven. Deze symbiotische bloemdieren komen uitsluitend voor in ondiep water en bouwen riffen. Andere soorten hebben een zelfstandige levenswijze en komen voor in de diepere lagen van de zee.

In tegenstelling tot andere neteldieren hebben bloemdieren geen medusestadium in hun ontwikkeling: ze zijn hun hele leven vastgehecht aan het substraat. De meeste bloemdieren planten zich geslachtelijk voort. Na bevruchting ontstaan vrijzwemmende larfjes die deel uitmaken van het plankton. De larven vestigen zich op een juiste locatie en hechten zich aan het substraat, waarbij ze een metamorfose ondergaan en zich ontwikkelen tot poliepen. Sommige bloemdieren kunnen zich ongeslachtelijk voortplanten door knopvorming of fragmentatie. Er zijn meer dan 16.000 soorten beschreven.

Leefwijze

Deze dieren leven gedurende hun volwassen leven als poliep op de bodem van de zee. De grootte loopt sterk uiteen van nog geen millimeter breed tot een doorsnede van 10 meter. De naam danken ze aan de vaak gekleurde vangarmen waarmee ze prooidieren zoals plankton uit het water filteren of kleine vissen grijpen die worden verdoofd door de netelcellen. Op deze wijze verdedigen ze zich ook tegen belagers, zoals slakken, borstelwormen, zeespinnen en zeesterren. Ze kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten.

Symbiose

Veel bloemdieren kennen een symbiose met eencellige algen, zooxanthellae genaamd. Deze algen voorzien de dieren van voedingsstoffen die ze zelf niet aan kunnen maken. Ook de kleuren van veel anemonen en koralen zijn afkomstig van eencelligen, die leven van de afvalstoffen waar het dier niets meer mee kan. Een vergelijkbare symbiotische samenwerking vindt men bij de korstmossen.

Fylogenie

De bloemdieren worden onderverdeeld in drie subklassen: Octocorallia, Hexacorallia en Ceriantharia. Elk van deze groepen is monofyletisch, wat wil zeggen dat alle leden binnen de groep afstammen van dezelfde voorouder. De subklassen onderscheiden zich door verschillen in symmetrie van de poliepstructuur. De verwantschappen binnen de subklassen zijn nog niet geheel opgehelderd.[3]

Anthozoa
 Hexacorallia 

Actiniaria



Antipatharia



Corallimorpharia



Scleractinia



Zoantharia



 Octocorallia 

Alcyonacea



Helioporacea



Pennatulacea



 Ceriantharia 

Penicillaria



Spirularia




This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.