Bio-industrie

Bio-industrie, vee-industrie of intensieve veehouderij is de industrie die met de hoogst mogelijke efficiëntie dierlijke producten produceert. Doordat de efficiëntie op gespannen voet kan staan met het welzijn van de gehouden dieren, ontvangt ze kritiek van dierenwelzijnsorganisaties. De term bio-industrie is bedacht door dierenwelzijnsorganisaties als vertaling van de Engelse term factory farming om de fabrieksmatigheid in intensieve veehouderij te duiden. Sinds 2009 hanteren deze organisaties de term vee-industrie om verwarring met het begrip biologische veehouderij te voorkomen.[1]

Amerikaanse intensieve varkenshouderij

Kenmerken

Kenmerken van de bio-industrie zijn de hoge arbeidsproductiviteit, hoge dierdichtheid, en hoge mate van schaalvergroting, specialisatie, mechanisering en automatisering.

Doelstelling van veehouderijbedrijven in de bio-industrie is het behalen van een hoge productie tegen de laagste kosten. Dit wordt bereikt door een sterk geautomatiseerde systematische en efficiënte wijze van werken. Voorbeelden van bio-industrie zijn legbatterijen en megastallen.

Gevolgen

Aandeel voedingswaarde en milieuimpact van dierlijke producten ten opzichte van de volledige landbouwsector[2]
Calorieën
 
18%
Proteïnen
 
37%
Landgebruik
 
83%
Broeikasgassen
 
58%
Watervervuiling
 
57%
Luchtvervuiling
 
56%
Waterverbruik
 
33%

Klimaat

In 2006 bracht de FAO een rapport[3] uit met de conclusie dat de veeteelt verantwoordelijk is voor 18% van de door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen. Daarmee is de veeteelt de grootste bron van antropogene broeikasgas-uitstoot. Zij overtreft daarmee de transportsector die goed is voor 13%. In 2009 vonden onderzoekers van het Worldwatch Institute dat het FAO-onderzoek verscheidene factoren buiten beschouwing hadden gelaten en kwamen op 51%[4]. Daarmee zou de veeteeltsector voor de helft verantwoordelijk zijn voor de antropogene opwarming van de Aarde. Koeien produceren grote hoeveelheden van de broeikasgassen koolstofdioxide, methaan, stikstofoxide en lachgas[5].

Milieu

De bio-industrie heeft een negatieve invloed op lucht, water en bodem door uitstoot van nitraat, fosfaat en ammoniak. Voor de productie van 1 kg rundvlees is 15.500 liter water nodig, voor varkensvlees is dat 4.800 en kip 3.900 liter/kg.

Gezondheid

Doordat de industriële vleeskippensector op grootschalige wijze preventief gebruikmaakt van antibiotica komen er bij consumenten steeds vaker ESBL-vormende bacteriën voor, die resistent zijn tegen een grote groep antibiotica. Deze bacteriën zijn vooral afkomstig van slachtkippen.[6]

Vijfentwintig procent van de varkenshouders is besmet met MRSA. Wanneer iemand gezond is, zal hij hier weinig last van hebben. Wanneer hij echter in het ziekenhuis moet worden opgenomen vormt hij een risico voor andere patiënten en ook loopt hij zelf risico als hij een operatie of ingreep moet ondergaan, omdat de MRSA niet meer op gebruikelijke antibiotica reageert.

Q-koorts is een voor de mens besmettelijke ziekte die verspreid kan worden vanuit de intensieve geitenhouderij.

Bio-industrie in Nederland

Geschiedenis

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog maakte Nederland de hongerwinter mee. Er was schaarste aan voedsel, en dit leidde tot een nationaal trauma. Bovendien lag het voedselconsumptieniveau in Nederland al sinds het begin van de 20e eeuw op ongeveer het zelfde niveau. Daarom werd Sicco Mansholt, minister van Landbouw sinds 1945, gevraagd de voedselvoorziening op orde te brengen. Hierbij werd gebruik gemaakt van de hulp uit Amerika in de vorm van Marshallhulp en voorlichting. Naar Amerikaans voorbeeld werden er maatregelen doorgevoerd om de voedselproductie te verhogen. De voedsel- en vleesproductie werd daarbij geïndustrialiseerd. Door ruilverkaveling en specialisatie ontstonden er bedrijven die efficiënter voedsel en veevoer konden produceren. Ook in de melkveehouderij werd sterk gemechaniseerd en geautomatiseerd.[7]

Situering en omvang

In Nederland is bio-industrie vooral in Oost-Brabant en Noord-Limburg te vinden. Hier worden op grote schaal hokdieren gefokt.[8] Grootschalige graasdier-bedrijven vindt men vooral in Friesland en in de Betuwe. Het productieaandeel van de grootschalige veehouderijbedrijven stijgt gestaag, terwijl er in totaal steeds minder bedrijven zijn. Ondanks een daling van 271.000 varkenhouders in 1950 tot nog maar 5000 varkenhouders in 2014, en van 216.000 rundveehouders in 1950 tot 30.000 in 2014, is het aantal koeien en varkens dat in Nederland gehouden wordt sterk gestegen. Het aantal varkens is zelfs vertienvoudigd. Ook het aantal slachtkuikens is in 60 jaar vertienvoudigd. In dezelfde periode is het aantal hectare grasland verminderd, net als de teelt van klaver en luzerne. De maïsproductie is wel gestegen.[9]

Dierenwelzijn

Dierenwelzijn heeft een wettelijke basis in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Dierenrechtenorganisaties zoals Dierenbescherming en Wakker Dier, maar ook politieke partijen hebben kritiek op de bio-industrie vanwege het gebrek aan dierenwelzijn. In de bio-industrie worden dieren met fysieke ingrepen en genetische veredeling aangepast aan bedrijfseconomische eisen. Verbetering van dierenwelzijn is vaak afhankelijk van subsidies.

  • Ingrepen - Door de hoge dierdichtheid en gebrek aan beweegruimte hebben varkens de neiging om elkaar te bijten. Het staartbijten heeft invloed op het welzijn en gezondheid van de varkens. Bij varkenshouderijen is het gangbaar om de varkensstaart uit voorzorg te couperen.[10]. Om kannibalisme bij kippen te voorkomen worden snavels 'geknipt'. Mannelijke biggen worden (verdoofd) gecastreerd. Door de ruwe verzamelmethode van bio-industriekippen in Nederland lopen 29 miljoen kippen (8%) jaarlijks vleugelkneuzingen en breuken op. Voornamelijk door de snelle groei sterven 16 miljoen kuikens jaarlijks voortijdig[11]. Het ministerie van LNV heeft als doelstelling dat alle ingrepen bij dieren in 2023 verboden worden.
  • Ziektes - Dierziektes hebben een negatief effect op dierenwelzijn. Een veelvoorkomend voorbeeld in de rundveehouderij is ontsteking van het uierweefsel (mastitis). MRSA komt bij 40% van de varkens voor. Vanwege MKZ werden in 2001 260.000 gezonde dieren preventief gedood ('ruimen'). In Nederland zijn 88 BSE (gekkekoeienziekte) gevallen bij runderen vastgesteld (oorzaak: besmet diermeel).[12]. In 2006 was er een flinke uitbraak van blauwtong.
  • Transport - Miljoenen levende dieren worden door Europa getransporteerd non stop over duizenden kilometers om elders geslacht te worden vaak zonder goede verzorging (water).[13][14] Nederland exporteerde in 2010 12 miljoen levende varkens, 60.000 levende runderen, 120.000 levende kalfjes en ruim 220.000 schapen en geiten (PVE)[15].
  • Brand - Kippen, kuikens, varkens, biggen, kalveren en koeien in de bio-industrie komen veelvuldig massaal om bij brand. Het gaat daarbij al gauw om honderden tot duizenden dieren per brandgeval die levend verbranden omdat de dieren in grote aantallen gehouden worden in één schuur. In 2009 verbrandden er 112.185 dieren waaronder 91.000 kippen, 7430 varkens, 400 koeien. 10 jaar later, in 2019, zijn er volgens het VATD, die het aantal dodelijke slachtoffers van stalbranden nauwkeurig bij houdt, al vóór oktober 328.038 dieren omgekomen door stalbranden.[16]
  • Keurmerk - In 2007 lanceerde De Dierenbescherming het Beter Leven keurmerk voor onder andere vlees met de bedoeling het lot van dieren in de bio-industrie te verbeteren.[17] Een label op de verpakking geeft met 1-3 sterren de mate van dierenwelzijn aan. Eén ster is iets beter dan zonder keurmerk, drie sterren is het hoogst haalbare. De consument kan bij de keuze van een product een bijdrage leveren aan het dierenwelzijn door te letten op de 'Beter Leven' sterren.

Alternatieven

Alternatieven voor de industriële productie van consumptievlees zijn scharrelveehouderij en rondeelsystemen. In plaats van vlees kan ook voor vleesvervangers worden gekozen. In laboratoria wordt de mogelijkheid om te komen tot de fabricage van kweekvlees onderzocht.

Zie ook

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.