Albéric Magnard

Lucien Denis Gabriel Albéric Magnard (Parijs, 9 juni 1865Baron, 3 september 1914) was een Franse componist.

Albéric Magnard
Portret (onbekende kunstenaar)
Volledige naamLucien Denis Gabriel Albéric Magnard
Geboren9 juni 1865
Overleden3 september 1914
Land Frankrijk
Nevenberoepmuziekcriticus
Instrumentpiano
LerarenThéodore Dubois, Jules Massenet, Vincent d'Indy
Belangrijkste werken4 symfonieën, Hymne à la justice, Yolande, Guercœur, Bérénice
Portaal    Muziek
Albéric Magnard (links) met zijn vrienden Joseph Guy Ropartz (zittend) en Eugène Ysaÿe aan wie hij zijn vioolsonate opdroeg

Levensloop

Magnard was de zoon van de uit Brussel afkomstige Francis Magnard (1837-1894), redacteur, uitgever en chef van het oudste nationale Franse dagblad Le Figaro, en Émilie Bauduer (1837-1869). Hij verloor op vierjarige leeftijd zijn moeder door zelfmoord. Met zijn invloedrijke vader was de verstandhouding moeizaam, maar hij opende wel deuren voor zijn zoon.

Na de militaire dienst en het afstuderen in de rechten aan de Sorbonne ging Magnard naar het Conservatoire de Paris, waar hij contrapunt studeerde bij Théodore Dubois en compositie bij Jules Massenet. Bij Vincent d'Indy studeerde hij privé vier jaar fuga en orkestratie. Hierdoor kwam hij in de invloedssfeer van de school van César Franck, van wie hij zelf nooit les heeft gehad. D'Indy gaf hem steun bij het schrijven van zijn Eerste symfonie. In deze tijd publiceerde hij ook muziekkritieken in Le Figaro, wat hem nogal wat vijanden opleverde.

Op 15 februari 1896 huwde hij Julia Creton en in hetzelfde jaar voltooide hij zijn contrapuntstudies aan de Schola Cantorum de Paris bij Charles Bordes, Alexandre Guilmant en Vincent d'Indy. In dat jaar voltooide hij ook zijn Derde symfonie. Rond deze tijd heeft zich zijn gehoor verslechterd. Hierdoor, en ook door de artistieke teleurstellingen door de jaren heen, verbitterde en vereenzaamde hij.

Door het vermogen van zijn vader was hij financieel onafhankelijk. Magnard was op geen muzikale compromissen aangewezen en ook niet ertoe bereid, maar hij had daardoor grote moeilijkheden zijn eigen werk uitgevoerd te krijgen. In 1899 organiseerde hij op eigen risico een concert. Vanaf 1902 begon hij zijn eigen composities uit te geven (op. 8 tot op. 20).

In de Dreyfus-affaire stelde hij zich op aan de zijde van Émile Zola en daarmee lijnrecht tegenover de opvattingen van zijn politiek conservatieve leermeester D'Indy. Naar aanleiding van de affaire componeerde hij in 1902 het orkestwerk Hymne à la justice.

Wat er over was van Magnards huis na de brand

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog ging zijn echtgenote met hun twee dochters Eve (geboren in maart 1901) en Ondine (geboren in april 1904) naar een veilige plaats, terwijl Magnard zelf op het landhuis in Baron bleef passen. Op 2 september 1914 veroverden de Duitse troepen de gemeente Baron. Op 3 september 1914 patrouilleerden Duitse soldaten door de gemeente, op zoek naar ruimte voor inkwartiering, en kwamen ook naar het landhuis van Magnard. Magnard schoot als eerste een Duitse soldaat dood. Daarna schoten de soldaten terug en zetten het huis in brand. Ook al kon zijn lichaam later niet geïdentificeerd worden, er kan van uitgegaan worden dat hij in het vuur omkwam. Het vuur vernietigde ook uitgaven van zijn composities en een aantal ongepubliceerde partituren.

Zijn vriend Joseph Guy Ropartz, die in 1908 de opera Guercœur gedirigeerd had, reconstrueerde uit zijn geheugen, aan de hand van het wel bewaard gebleven pianouittreksel, de orkestratie van de vernietigde bedrijven en voerde het werk in 1931 opnieuw op.

Werk

Magnards oeuvre is niet omvangrijk (22 opusnummers), maar bestrijkt diverse genres, zoals twee grote opera's, vier symfonieën, andere orkestwerken, kamermuziek en liederen. In zijn laatromantische muzikale idioom is geen plaats voor sentimentaliteit. Het is verwant aan dat van zijn Franse tijdgenoten uit de school van Franck en D'Indy, maar is ook beïnvloed door de toontaal van Wagner. Het vertoont een felle vitaliteit en een krachtige eigen persoonlijkheid. Sommige elementen in zijn symfonieën lijken enigszins verwant aan die van Mahler. In diverse werken, zoals de Derde en Vierde symfonie, nam hij een dansante passage op die verwijst naar de wereld van Rameau wiens muziek zijn leraar D'Indy in Frankrijk had geherintroduceerd. Door de toepassing van het cyclisch principe en soms het gebruik van koralen in zijn muziek wordt hij weleens "de Franse Bruckner" genoemd, maar voor die karakterisering is weinig aanleiding. Zijn gebruik van cyclische vormen is meer verwant aan Franck dan aan Bruckner. In zijn opera's Guercœur en Bérénice volgt hij Wagners principe van het Leitmotiv.

Magnards muziek wordt zelden uitgevoerd, hoewel van de meeste werken meer dan één opname bestaat. Van de vier symfonieën bestaan zelfs drie complete cd-uitgaven, van Michel Plasson, Thomas Sanderling en Jean-Yves Ossonce, nadat eerder Ernest Ansermet de Derde symfonie had opgenomen. Ook de opera Guercœur is onder leiding van Michel Plasson op cd uitgebracht. Magnards laatste opera Bérénice, naar het drama van Racine, is "een der grote werken uit de Franse operaliteratuur" genoemd, maar bij gebrek aan opvoeringen en opnamen kunnen weinigen dat beoordelen. In 1992 werd het werk opgevoerd in Montpellier onder leiding van Marc Soustrot tijdens het Festival de Radio France et Montpellier. Een tweede opvoering volgde in 2001 in Marseille onder Gaetano Delogu. In januari 2011 werd in Carnegie Hall in New York een concertante uitvoering gegeven onder leiding van Leon Botstein.

Trivia

In september 1916 beklaagde de criticus en componist Matthijs Vermeulen zich in De Telegraaf erover dat de toen al twee jaar dode Albéric Magnard nog steeds niet was herdacht in een concert van het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg. Dit naar aanleiding van een herdenking van Max Reger, vier maanden na diens overlijden. Vermeulen stelde dat Magnard "een paar symphonieën componeerde, die wel eene herdenking waard zijn" en vergeleek Magnards lot met dat van de Tiroler vrijheidsheld Andreas Hofer.[1]

Werkenlijst

Symfonieën

  • 1889 Première Symphonie (Symfonie Nr. 1) en ut mineur, op. 4
    1. Strepitoso - Andante - Allegro marcato - Andante
    2. Religioso [Largo] - Andante - Largo
    3. Presto
    4. Molto energico - Meno mosso - Premier tempo - Largo
  • 1892-1893 rev.1896 Seconde Symphonie (Symfonie Nr. 2) en mi mineur, op. 6
    1. Ouverture: Assez animé
    2. (Fugues et) Danses: Vif
    3. Chant varié: Andante con moto
    4. Final: Vif et gai
  • 1895-1896 Troisième Symphonie (Symfonie Nr. 3) in bes-klein, op. 11
    1. Introduction et ouverture. Moderé - Vif - Mouvement de l'introduction
    2. Danses. Très vif - Dedoublez - Premier mouvement
    3. Pastorale. Moderé
    4. Final: Vif
  • 1913 Quatrième Symphonie (Symfonie Nr. 4) en ut dièse mineur, op. 21
    1. Modéré
    2. Vif
    3. Sans lenteur et nuancé
    4. Animé

Andere orkestwerken

  • 1888-1889 Suite d’orchestre dans le style ancien en sol mineur, op. 2
    1. Française
    2. Sarabande
    3. Gavotte
    4. Menuet
    5. Gigue
  • 1894-1895 Ouverture, op. 10
  • 1895 Chant funèbre, op. 9
  • 1902 Hymne à la justice, op. 14
  • 1903-1904 Hymne à Vénus, op. 17

Opera's

Voltooid intitelaktespremièrelibretto
1890-1891Yolande, op. 51 akte27 december 1892, Brussel, Koninklijke Muntschouwburgvan de componist
1897-1901Guercœur, op. 12;

1e en 3e akte in 1915-1916 gereconstrueerd door Joseph Guy Ropartz

3 aktes24 april 1931, Parijs, Opéra Comiquevan de componist
1905-1908Bérénice, op. 193 aktes15 december 1911, Parijsvan de componist, naar Jean Racine

Vocale muziek

  • 1887-1896 Six Poèmes en musique, voor zangstem, mannenkoor en piano (of orkest), op. 3
    1. A Elle
    2. Invocation
    3. Le Rhin allemand. Chant patriotique
    4. Nocturne
    5. Ad fontem Bandusiae
    6. Au poète
  • 1890-1891 A Henriette, voor zangstem en piano
  • 1902 Quatre poèmes en musique, voor bariton en piano, op. 15 - tekst: van de componist
    1. Je n’ai jamais connu les baisers d’une mère
    2. Les rose de l’amour ont fleuri sur tes joues
    3. Enfant rieuse, enfant vivace
    4. Quand la mort viendra
  • 1913-1914 Douze poèmes en musique, op. 22 - tekst: André Chénier en Marcelline Desbordes-Valmore
    1. Rien n’est doux que l’amour (Epigramme III)
    2. Accours, jeune Chromis (Epigramme XV)
    3. Des vallons de Bourgogne (Bucoliques, fragment XXIII)
    4. O vierge de la chasse (Bucolique III)
    5. Toujours ce souvenir m’attendrit (Bucoliques, fragment)
    6. Là reposait l’amour (Epigrammes X)
    7. Orages de l’amour
    8. Les cloches et les larmes
    9. Le nid solitaire
    10. Fierté, pardonne-moi
    11. La couronne effeuillée
    12. Que mon nom ne soit rien qu’une ombre…

Kamermuziek

  • 1894 Kwintet in d-klein, voor blazerskwartet (dwarsfluit, klarinet, hobo en fagot) en piano, op. 8
  • 1902 Sonate, voor viool en piano, op. 13, opgedragen aan Eugène Ysaÿe
  • 1903 Strijkkwartet en mi mineur, op. 16
  • 1904 Trio en mi mineur, voor viool, cello en piano op. 18
  • 1911 Sonate in A-groot, voor cello en piano op. 20

Werken voor piano

  • 1887-1888 Trois pièces, op. 1
  • 1888 En Dieu mon espérance et mon épée pour ma défense
  • 1893 Promenades, op. 7
    1. Envoi
    2. Bois de Boulogne
    3. Villebon
    4. Saint-Cloud
    5. Saint-Germain
    6. Trianon
    7. Rambouillet

Publicaties

  • Les XX. Le Figaro, 16 février 1890
  • Les Troyens à Carthage. Le Figaro, 6, 8 et 10 décembre 1890
  • Sur Wagner. Le Tabarin marseillais, mars 1891 en in: Echo de Paris, 16 mars 1891
  • La collection de Vigeant. Le Figaro, 25 février 1892
  • Le Chant de la Cloche à Amsterdam. Le Figaro, 6 avril 1892
  • L’inauguration du chemin de fer de Jaffa à Jérusalem. Le Figaro, 1er et 8 octobre 1892
  • Isaÿe. Le Figaro, 31 août 1893
  • Félix Mottl. Le Figaro, 18 mars 1894
  • Pour Rameau. Le Figaro, 29 mars 1894
  • Au Louvre. Le Figaro, 6 mai 1894
  • Une traduction de la Walkyrie. Le Figaro, 16 juillet 1894
  • La synthèse des arts. La Revue de Paris, 15 septembre 1894
  • Les concours du Conservatoire. L’Art moderne, 11 octobre 1903

Literatuur

Biografieën
  • Gaston Carraud: La vie, l’œuvre et la mort de A. Magnard. Rouart-Lerolle & Cie., Paris, 1921.
  • Simon-Pierre Perret, Harry Halbreich: Albéric Magnard. Fayard, Paris, 2001. ISBN 2-213-60846-6
Overige publicaties
  • Bernard Bardet: Albéric Magnard, 1865-1914. Catalogue de l’exposition Paris B.N. 1966. B.N.F. musique. 8° Vm Pièce 428
  • Maurice Barrès, Edmond Rostand, Edouard Ganche: 1914, une défense héroïque. Magnard, le fils d’un sceptique. La mort d’Albéric Magnard. Eugène Figuière, Paris, 1915.
  • C. Laforêt: L'esthétique d'Albéric Magnard. La Revue Musicale, Paris, 1920-21
  • Darius Milhaud: Albéric Magnard. Conférence prononcée à Paris le 7 janvier 1917. Manuscrit autographe. B.N.F. musique. Réserve V.M.C. ms 19.
  • Florent Schmitt: Les Symphonies de Magnard, in: Le Temps, Paris, novembre 1929.
  • Claire Vlach (red.): Albéric Magnard: Correspondance (1888-1914). Société française de musicologie, Paris, 1997. ISBN 2-85357-008-8, ISBN 9782853570084
  • Jens Malte Fischer: Klassizistischer Wagnerismus? Albéric Magnard und seine Opern "Guercoeur" und "Bérénice", in: J. M. Fischer, Vom Wunderwerk der Oper, Wien 2007, p. 113-155.
  • Ulrich Tadday (red.): Albéric Magnard. Musik-Konzepte 163. Richard Boorberg Verlag, München, 2014. 129 pag. ISBN 978-3-86916-331-4
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.