Abdij van Nijvel

De Abdij van Nijvel in het Waals-Brabantse Nijvel werd gesticht in 640 door Itta of Ida van Nijvel, de weduwe van Pepijn van Landen en haar dochter Gertrudis van Nijvel, de eerste abdis.

Nijvel: Sint-Gertrudiskerk, voormalige abdijkerk

Deze stichting had ook als doel de familiale bezittingen te bewaren en de machtspositie van beide vrouwen te consolideren. Ook na hun dood bleef het klooster in handen van de Pepiniden. De abdij was oorspronkelijk een dubbelklooster (waar twee gemeenschappen woonden: één voor mannen en één voor vrouwen). Vast staat dat het zeker vanaf 877 een vrouwenstift was.[1]

In de huwelijksoorkonde van keizerin Theophanu wordt de abdij genoemd als onderdeel uitmakend van de door keizer Otto II gedane schenking aan de Byzantijnsee prinses Theophanu. Bij de plaatsen Walcheren, Wichelen en de Abdij van Nijvel horen dan gezamenlijk volgens de oorkonde 14.000 boerderijen.

Tijdens de hoge middeleeuwen stond de benedictijnenabdij van Nijvel als rijksabdij rechtstreeks onder het gezag van de Duitse keizer. In de loop van de 11e eeuw ging de voogdij over aan de graven van Leuven, voorvaderen van de hertogen van Brabant. In 1795, na de Franse Revolutie, werd de abdij, evenals de titel van de abdis opgeheven.

Archeologisch onderzoek

Deze abdij is een van de weinige uit de Merovingische tijd waarvan de topografie door archeologen is onderzocht. Hierbij kwam aan het licht dat er drie kerken aanwezig waren, elk met hun eigen functie:

  • de Onze-Lieve-Vrouwekerk, centraal gelegen, waarin liturgische diensten werden gehouden van het vrouwenklooster
  • de Sint-Pauluskerk, ten noorden, voor de diensten van het mannenklooster
  • de Sint-Petruskerk, een kleine zaalkerk ten zuiden, zonder koor en gebouwd als grafkerk. Nadat Gertrudis hier werd begraven verdrong haar verering die van Petrus. Deze kerk ligt aan de basis van de grote romaanse basiliek, de huidige Sint-Gertrudiskerk

Lijst van de abdissen

De abdissen hadden de religieuze en politieke leiding over Nijvel, de stad die rond hun abdij was gegroeid:[2]

  • 1073–1112: Richenza II
  • 1126–1136: Ode I
  • 1158–????: Ode II
  • 1161–1178: Ade
  • 1182–????: Bertha I
  • 1183–1209: Bertha II
  • 1218–1225: Hedwidis
  • 1227–????: Idulberge
  • 1230–1265: Ode III van Lays
  • 1267–1277: Elisabeth I de Brugelette
  • 1277–????: Aleide I van Beerbeke
  • ????–1278: Elisabeth II van Burget
  • 1287–1293: Isabelle I
  • Mathilde van Avesnes († 1304), dochter van Jan II, Graaf van Holland
  • 1293–1340: Iolande de Steyne
  • 1340–1341: Elisabeth III de Gavre
  • 1341–1351: Elisabeth IV de Liedekercke
  • 1351–1380: Mathilde de Leeuwenberg
  • 1380–1386: Aleide II de Ligne
  • 1386–1417: Catherine van Halewyn (de Halluwin)
  • 1417–1423: Isa(belle) II de Franckenberg
  • 1423–1441: Christine van Franckenberg
  • 1441–1449: Agnes I van Franckenberg
  • 1449–1462: Marguerite I d'Escornay
  • 1462–1474: Agnes II van Franckenberg
  • 1474–1490: Marguerite II van Hauchin
  • 1490–1494: Guillelme van Franckenberg
  • 1494–1520: Isabeau de Herzelle
  • 1520–1522: Marguerite III d'Esne
  • 1522–1548: Adrienne I de St.-Omer
  • 1548–1549: Adrienne II de Morbecq
  • 1549–1561: Marguerite IV d'Estourmel
  • 1561–1569: Marguerite V de Noyelle
  • 1569–1601: Marie I van Hoensbroek
  • 1601–1604: Anne-Marguerite de Namur
  • 1604–1623: Marguerite VI de Haynin
  • 1623–1630: Isabelle II de Schouteete van Zuylen
  • 1630–1654: Adrienne III de Lannoy
  • 1654–1668: Elisabeth VI d'Oyenbrugge


Tijdens 17e eeuw kregen de abdissen van Nijvel de titel van prinses of vorstin van het Heilig Roomse Rijk:

Zie ook


This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.