< Esperanto < Grammatica
  1. Grammatica
    1. Uitspraak
    2. Zelfstandig naamwoord
    3. Bijvoeglijk naamwoord
    4. Meervoud
    5. Lijdend voorwerp
    6. Lidwoord
    7. Werkwoorden
    8. Bijwoorden
    9. Voorzetsels
    10. Woorden vormen
    11. Eigennamen
    12. Zinnen
  2. Gebruik
    1. Landen van Europa
  3. Geschiedenis
    1. Toespraak Zamenhof
  4. Waarom zou je Esperanto leren?

Werkwoorden

Uitgangen

Werkwoorden geven door middel van een uitgang aan in welke toestand ze bedoeld zijn. Ze worden dus uitsluitend vervoegd naar tijd; voor de afzonderlijke personen is er geen aparte vervoeging. Estas kan dus bijvoorbeeld zowel "ik ben" als "jij bent", "hij/zij/het is", "wij zijn", "jullie zijn" en "zij zijn" betekenen. Om de betekenis van de zin te verduidelijken moet er - anders dan in talen zoals het Latijn, Spaans of Pools - daarom altijd een onderwerp bij de persoonsvorm staan.

Uitgang Uitleg Voorbeeld
-i basisvorm
(onbepaalde wijs; het hele werkwoord)
esti - zijn
skribi - schrijven
-as tegenwoordige tijd
(heden)
estas - ben/bent/is/zijn
skribas - schrijf(t)/schrijven
-is verleden tijd
(verleden)
estis - was/waren
skribis - schreef/schreven
-os toekomende tijd
(toekomst)
estos - zal/zullen zijn
skribos - zal/zullen schrijven
-us voorwaardelijke wijs
(wat als?)
estus - zou/zouden zijn
skribus - zou/zouden schrijven
-u gebiedende wijs
(wensend)
estu silenta - wees stil
skribu - schrijf!

Samengestelde werkwoordconstructies

Samengestelde werkwoordconstructies bestaan uit een hoofd- en een hulpwerkwoord. Voor het hoofdwerkwoord wordt altijd het 'hele werkwoord' (de onbepaalde wijs) gebruikt. Deze samengestelde werkwoordconstructies worden bijvoorbeeld gebruikt bij de werkwoorden povi (kunnen), devi (moeten) en voli (willen).

Mi volas manįi. - Ik wil eten.
Mi ne povis veni. - Ik kon niet komen.
Mi devos labori. - Ik zal moeten werken.
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.